Eigen schuldregel voor effectenlease (60/40) niet van toepassing in adviesrelatie
HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1725 (Eisers/NBG Finance B.V.)
De in het arrest De Treek/Dexia gegeven vuistregel voor verdeling van de schade op grond van art. 6:101 BW wegens eigen schuld van de afnemer van een effectenlease-product, is niet van toepassing in het onderhavige geval, waarin sprake is van een adviesrelatie en van de omstandigheid dat de eigen beslissing van de afnemer is beïnvloed door zijn financieel adviseur. Lees meer…
Liberalisering van de energiemarkt – geen schadevergoeding wegens wetswijzigingen
HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:478 (GDF Suez Energie Nederland N.V. c.s./Staat)
De verplichting voor de Staat, voortvloeiend uit het zogenoemde oktoberakkoord, om te voorzien in prioritaire importcapaciteit betrof slechts een inspanningsverbintenis. De liberalisering van de elektriciteitsmarkt is vormgegeven door wetten in formele zin die zijn onttrokken aan toetsing door de rechter aan algemene rechtsbeginselen. Lees meer…
Aanvang verjaring rechtsvordering tot vernietiging van beding in huurovereenkomst
HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951 (Stern Beheer B.V./Gulf Vastgoed B.V.)
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 3:52 BW blijkt dat de wetgever met de woorden “ten dienste komen te staan” heeft bedoeld te bewerkstelligen dat de verjaring een aanvang neemt zodra de partij die een beroep op de vernietigbaarheid toekomt, die bevoegdheid daadwerkelijk kan uitoefenen. Deze regel leent zich voor een flexibele toepassing. Lees meer…
Toetsing van winstbestemmingsbesluiten en belangen van minderheidsaandeelhouders
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145 (VEB c.s./KLM en Air France)
(1) Bij het nemen van een winstbestemmingsbesluit moet rekening worden gehouden met de belangen van de minderheidsaandeelhouders bij een redelijk dividend. Niet kan aan de totstandkoming van een dergelijk besluit op grond van de in art. 2:8 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid de formele eis worden gesteld dat die belangen ter sprake zijn gebracht in het door de statuten vereiste voorafgaande overleg met bestuur en commissarissen.
(2) De rechter past terughoudendheid bij de beoordeling of een orgaan van een rechtspersoon bij het nemen van een besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Lees meer…
Opvragen informatie door Belastingdienst voor een juiste belastingheffing in civiel kort geding niet in strijd met nemo tenetur-beginsel
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640
In gevallen waarin van een belastingplichtige op grond van art. 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) informatie wordt verlangd met het oog op een juiste belastingheffing en deze belastingplichtige een beroep doet op het nemo-teneturbeginsel, kan de belastingplichtige onder last van een dwangsom worden veroordeeld al het materiaal te verschaffen dat van belang kan zijn voor een juiste belastingheffing. Alleen wanneer het gaat om wilsafhankelijk materiaal mag dat bevel niet ongeclausuleerd worden gegeven en moet daarbij de restrictie worden opgenomen dat het wilsafhankelijk materiaal uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van de belastingheffing. Wordt dit materiaal toch gebruikt voor fiscale beboeting of strafvervolging van de belastingplichtige, dan is het aan de fiscale rechter of de strafrechter om daaraan gevolgen te verbinden. Lees meer…
Onbehoorlijke taakvervulling bestuur wegens te late publicatie jaarrekening – onbelangrijk verzuim?
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7189
Voor beantwoording van de vraag of te late publicatie van de jaarrekening kwalificeert als onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur dan wel als onbelangrijk verzuim in de zin van art. 2:248 lid 2 (slot) BW, is beslissend of de aangevoerde omstandigheden een aanvaardbare verklaring opleveren voor de te late publicatie. Dat die omstandigheden tot de risicosfeer van de bestuurder behoren, is daarbij niet van belang. Lees meer…
Hypotheekhouder heeft geen belang bij cassatieberoep over hoogte schadeloosstelling bij onteigening
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6532 (X/Staat)
Een hypotheekhouder heeft geen belang bij cassatieberoep voor zover hij klaagt over de hoogte van de onteigeningsschadeloosstelling, als het vonnis waarbij de schadeloosstelling is vastgesteld ten aanzien van de onteigende al in kracht van gewijsde is gegaan. Art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM en art. 43 Onteigeningswet (Ow) brengen niet mee dat de hypotheekhouder zelfstandig klachten kan richten tegen de rechtbankoordelen over de schadeloosstelling. Lees meer…
Geen rechtsmiddel tegen beslissing ex art. 15 lid 3 Fw omtrent salaris curator
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9953 (Mr. Barthel q.q./X c.s.)
De wetgever heeft met het opnemen van art. 15 lid 3 Fw beoogd een afzonderlijke bepaling op te nemen met betrekking tot de vaststelling van het salaris van de curator in geval van vernietiging van het vonnis van faillietverklaring en heeft daarbij ervoor gekozen om voor dit geval een rechtsmiddelenverbod op te nemen. Tegen deze achtergrond kan niet worden aangenomen dat de curator een rechtsmiddel kan aanwenden tegen een ex art. 15 lid 3 Fw genomen beslissing omtrent de faillissementskosten en het salaris van de curator. Lees meer…
Vormerkung; opnieuw: de opsomming in art. 7:3 lid 3 BW is limitatief
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9959
In het derde lid van art. 7:3 BW is limitatief opgesomd welke, nauwkeurig omschreven, rechtsfeiten niet tegen de koper kunnen worden ingeroepen. Tot die opsomming behoort niet het geval van derdenbeslag onder de koper op de koopsom. Inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers op de voet van art. 7:3 BW en de daarmee door de wetgever beoogde bescherming van de koper noopt niet tot opheffing van het beslag. Lees meer…
Aansprakelijkheid voor strafvorderlijk optreden jegens latere verdachten: égalitébeginsel niet toepasselijk
HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7397 (Staat/Verweerder)
Het égalitébeginsel biedt geen rechtvaardiging voor aansprakelijkheid van de Staat voor de gevolgen van strafvorderlijk optreden, indien de verdenking eerst na de toepassing van het strafvorderlijk dwangmiddel is ontstaan, maar is gebaseerd op gedragingen die de gewezen verdachte vóór de toepassing van het strafvorderlijk dwangmiddel heeft verricht en die aanleiding zijn geweest tot toepassing daarvan. In dat geval behoren de gevolgen van dat strafvorderlijk optreden tot het normale maatschappelijke risico van de gewezen verdachte. Lees meer…