Selecteer een pagina
Toepassing openbare orde-exceptie bij invordering van belastingschulden

Toepassing openbare orde-exceptie bij invordering van belastingschulden

HR 15 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:885

 De omstandigheid dat de Ontvanger bij toepassing van Roemeens huwelijksvermogensrecht wordt bemoeilijkt in de uitoefening van zijn invorderingstaak respectievelijk dat hij zich vervolgens slechts kan verhalen op hetgeen de belastingplichtige bij de verdeling op grond van Roemeens huwelijksvermogensrecht wordt toebedeeld, raakt niet aan fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Lees meer…

Verbod Bandidos ziet niet op lokale chapters en internationale club

Verbod Bandidos ziet niet op lokale chapters en internationale club

HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:797

(1) Voor het zijn van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. (2) Ook een informele vereniging kan afdelingen hebben die rechtspersoonlijkheid bezitten. (3) Het begrip corporatie als bedoeld in art. 10:122 BW is een ruim begrip. Welke eisen kunnen worden gesteld aan de stelplicht van het OM dat van een corporatie sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval.  Lees meer…

Prejudiciële vragen over de binding van de niet procederende echtgenoot aan een uitspraak over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst

Prejudiciële vragen over de binding van de niet procederende echtgenoot aan een uitspraak over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810

(i) Een door een echtgenoot ingestelde rechtsvorderingen tot (terugbetaling vanwege) vernietiging van een effectenleaseovereenkomst is niet op grond van art. 3:171 BW ingesteld ten behoeve van de gezamenlijke echtgenoten. Daarop gegeven onherroepelijke beslissingen hebben dan ook niet uit dien hoofde bindende kracht jegens beide echtgenoten;
(ii) Een onherroepelijke beslissing over het beroep op art. 1:89 lid 1 BW in een procedure waarin slechts een echtgenoot als procespartij is opgetreden heeft niet op de voet van art. 236 Rv gezag van gewijsde jegens de andere echtgenoot. De strekking van de art. 1:88 BW en 1:89 BW brengt echter wel mee dat met een onherroepelijke beslissing over het beroep op vernietiging in een procedure tussen de niet handelende echtgenoot en de wederpartij, ook tussen de handelende echtgenoot en de wederpartij vaststaat of de vernietiging rechtsgeldig was. Als de niet handelende echtgenoot geen partij was in de eerdere procedure kan de wederpartij jegens hem of haar daarentegen niet het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak inroepen. Lees meer…

Karakter comparitie na aanbrengen en recht mondelinge behandeling ten overstaan van raadsheren die eindarrest zullen wijzen

Karakter comparitie na aanbrengen en recht mondelinge behandeling ten overstaan van raadsheren die eindarrest zullen wijzen

HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:726

De comparitie na aanbrengen in hoger beroep heeft een eigen doel en karakter. Deze comparitie strekt er met name toe voor een schriftelijke uitwisseling van partijstandpunten de mogelijkheid van een schikking te beproeven of afspraken te maken over het procesverloop. Indien partijen op deze zitting ook een toelichting geven op hun standpunten, behoeft dit niet plaats te vinden ten overstaan van de (meervoudige) kamer die ook eindarrest zal wijzen. Lees meer…

Hoe lang duurt de vereffening van een failliete boedel?

Hoe lang duurt de vereffening van een failliete boedel?

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:801

Wat moet de curator doen indien, voordat alle vorderingen op derden zijn geïncasseerd, een boedeloverschot ontstaat? De Hoge Raad oordeelt dat de curator alle geverifieerde schuldeisers dient te betalen zodra blijkt dat er voldoende gelden aanwezig zijn en dat daarmee het faillissement en de taken van de curator eindigen.  Lees meer…

Werknemer mag re-integratieverplichtingen opschorten als werkgever het loon niet betaalt

Werknemer mag re-integratieverplichtingen opschorten als werkgever het loon niet betaalt

HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:723

Een zieke werknemer mag zijn op art. 7:660a BW berustende re-integratieverplichtingen opschorten als de werkgever het gedurende de ziekte verschuldigde loon niet betaalt of heeft betaald. Deze verplichtingen staan tegenover elkaar in de zin van art. 6:262 lid 1 BW en tussen de loonvordering van de werknemer en zijn verbintenis tot nakoming van re-integratieverplichtingen bestaat voldoende samenhang om de opschorting te rechtvaardigen in de zin van art. 6:52 lid 1 BW.  Lees meer…

Afstemming kortgedinguitspraak op uitspraak bodemprocedure en de Ritzen/Hoekstra maatstaf

Afstemming kortgedinguitspraak op uitspraak bodemprocedure en de Ritzen/Hoekstra maatstaf

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:806

(i) de afstemmingsregel brengt mee dat de voorzieningenrechter zijn oordeel moet afstemmen op meest recente uitspraak in de bodemprocedure, ongeacht of die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
(ii) het oordeel dat een te executeren uitspraak berust op een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag, brengt niet steeds mee dat de executant die deze uitspraak ten uitvoer legt, misbruik van bevoegdheid maakt. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl