Het overzicht van lopende zaken vermeldt weer een aantal nieuwe civiele zaken waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld.

Partneralimentatie (art. 1:157 BW), betekenis van kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouderkop

Het Hof Den Haag heeft  aan de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of in het kader van de vaststelling van de op de voet van art. 1:157 BW door de ene aan de andere (gewezen) echtgenoot verschuldigde uitkering tot levensonderhoud rekening moet worden gehouden met het door de onderhoudsgerechtigde echtgenoot ontvangen kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop.

Erkenning van in het buitenland vastgestelde familierechtelijke betrekkingen

De Rechtbank Den Haag heeft zich tot de Hoge Raad gewend met de vraag of bij het toepassen van de erkenningsregel van art. 10:101 BW het toetsen van de geldigheid van het aan de afstamming ten grondslag liggende huwelijk al dan niet een zelfstandige vereiste is.

Aanspraak op uitkering in geld voor (niet-genoten) vakantiedagen

De Kantonrechter Leiden heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld met betrekking tot aanspraak op uitkering in geld voor niet genoten vakantiedagen bij faillissement van werkgever en de vraag of deze aanspraken als een boedelvordering kunnen gelden.

Kan de betalingsplichtige restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing vorderen?

De Rechtbank Den Haag heeft  prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld of, mede gezien het Copydan-arrest ECLI:EU:C:2015:144 ) in het Nederlandse rechtsstelsel een vordering tot restitutie van teveel  betaalde thuiskopieheffing alleen toekomt aan de eindverwerver van de drager en niet aan de betalingsplichtige en of er onderscheid gemaakt dient te worden tussen vorderingen gebaseerd op de grondslag dat er thuiskopieheffing is voldaan over dragers voor professioneel gebruik en vorderingen gebaseerd op andere grondslagen.

Verstekvonnis of vonnis op tegenspraak (art. 140 lid 3 Rv)?

Het Hof Den Bosch  heeft een prejudiciële vraag gesteld  aan de Hoge Raad over de betekenis en toepassing van art. 140 lid 3 Rv met betrekking tot een vonnis van de rechtbank waarbij van de drie gedagvaarde partijen slechts een gedaagde is verschenen, de zaak van de verschenen partij na intrekking van die eis is doorgehaald en de rechtbank vonnis heeft gewezen in de zaken van de niet verschenen partijen. De vraag is of het door de rechtbank gewezen vonnis moet worden aangemerkt als een verstekvonnis of als een vonnis op tegenspraak.

Erkenning in faillissement van vorderingen die zijn ontstaan op of na de dag waarop aan de schuldenaar surseance van betaling is verleend

Rechtbank Amsterdam heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd  of, met inachtneming van het fixatiebeginsel en artikel 249 FW, vorderingen die zijn ontstaan op of na de dag waarop aan de schuldenaar surseance van betaling is verleend maar voordat de schuldenaar in staat van faillissement is verklaard, in het faillissement dienen te worden erkend.

Verificatie van rentevordering in faillissement

De Rechtbank Amsterdam heeft zich tot de Hoge Raad gewend met de prejudiciële vraag of een vordering ter zake van rente vervallen in de periode vanaf datum van surseance van betaling tot aan de datum van een opvolgend faillissement over een vordering ten aanzien waarvan de surseance van betaling werkt in aanmerking komt voor verificatie in een opvolgend faillissement dat wordt uitgesproken ingevolge een der bepalingen van titel II van de Faillissementswet ofwel binnen een maand na het einde van de surseance.

Verrekening van teruggaven omzetbelasting bij faillissement

De Rechtbank Overijssel heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd met betrekking tot verrekening door de Ontvanger van terug te ontvangen omzetbelasting van de failliete belastingschuldige met andere belastingschulden.

Cassatieblog.nl

Share This