HR 2 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2044 en ECLI:NL:HR:2018:2046
De Hoge Raad heeft een tweetal uitspraken gedaan over de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten. Bij geconstateerde psychiatrische problematiek van een verstandelijk gehandicapte patiënt dient een psychiater het onderzoek over te nemen of bij het onderzoek betrokken te worden.
De Hoge Raad heeft al eerder, in de beschikking van 1 september 2017, ECLI NL:HR:2017:2226, CB 2017-159, geoordeeld dat bij geconstateerde psychiatrische problematiek van een verstandelijk gehandicapte patiënt een psychater het onderzoek dient over te nemen of bij het onderzoek betrokken dient te worden. In de beschikking van 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:682, CB 2018-85 oordeelde de Hoge Raad dat als er sprake is van een verstandelijke handicap niet steeds (ook) een arts voor verstandelijk gehandicapten de geneeskundige verklaring hoeft opstellen maar dat de arts voor verstandelijk gehandicapten het onderzoek geheel aan de psychiater kan overdragen.
De Hoge Raad vat zijn rechtspraak op dit punt in ECLI:NL:HR:2018:2044 nog eens samen:
“3.3.4 Het hiervoor overwogene brengt mee dat een arts voor verstandelijk gehandicapten die constateert dat bij de te onderzoeken patiënt niet alleen sprake is van een verstandelijke handicap maar ook van psychiatrische problematiek, een psychiater dient in te schakelen zodat deze de patiënt eveneens onderzoekt. De arts voor verstandelijk gehandicapten kan ook het onderzoek geheel aan de psychiater overdragen. In een geval als het onderhavige kan immers worden volstaan met een verklaring van een psychiater (zie HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:682).
Volgt in beide zaken vernietiging en verwijzing.