Selecteer een pagina

Alle berichten van: Jerre de Jong


HR 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1954

Art. 6:88 lid 1, aanhef en onder a, BW bepaalt dat de tekortschietende schuldenaar aan de schuldeiser een redelijke termijn kan stellen om te laten weten welke van de hem ten dienste staande middelen hij wenst uit te oefenen. Maakt de schuldeiser geen keus, dan kan hij slechts aanspraak maken op de schadevergoeding waarop de tekortkoming recht geeft. Als de oorspronkelijke verbintenis van de schuldenaar aldus wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding gaat die oorspronkelijke verbintenis teniet (art. 6:87 lid 1 BW). Als die verbintenis uit een wederkerige overeenkomst voortvloeit, blijft de schuldeiser gehouden zijn eigen prestatie te verrichten. Deze verbintenis ondergaat geen verandering. (meer…)

HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2100

Ook in het geval van een faillietverklaring van een procespartij tussen de uitspraak en het aanhangig worden van een daartegen ingesteld rechtsmiddel wordt het geding op de voet van art. 29 Fw van rechtswege geschorst. (meer…)

HR 27 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1892

Een abstracte bankgarantie is niet ten onrechte getrokken als later blijkt dat de begunstigde een grotere betalingsverplichting heeft jegens de partij die de bankgarantie had laten stellen. De begunstigde hoeft het uit de bankgarantie ontvangen bedrag dan ook niet als onverschuldigd betaald terug te betalen.  (meer…)

HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2007

Een stichting met als doel het controleren van de naleving van het staatssteunverbod, die ter behartiging van het algemeen belang een verklaring voor recht vordert dat dit verbod in een concreet geval is geschonden, is niet een justitiabele wiens situatie door de vermeende steun concreet dreigt te worden beïnvloed. Zij kan zich daarom niet beroepen op het uitvoeringsverbod van art. 108 lid 3 VWEU. (meer…)

HR 9 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1589

Dat naar het recht van Liechtenstein een Stiftung uitkeringen kan doen aan haar oprichters of aan bepaalde begunstigden is onvoldoende om met die uitkeringsmogelijkheid bij de berekening van de legitimaire massa en legitieme portie krachtens art. 4:65 BW rekening te houden.  (meer…)

Cassatieblog.nl