Selecteer een pagina

Alle berichten van: Jerre de Jong


Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:965

De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in mededingingszaken. Concreet gaat het erom of de Nederlandse rechter mag oordelen over een vordering op een Griekse dochtervennootschap van Heineken, vanwege misbruik van een machtspositie in Griekenland. Heineken is in Nederland gevestigd en kan hier dus voor de rechter worden opgeroepen. Of de Griekse dochter ook in Nederland kan worden gedagvaard, hangt ervan af of tussen de vorderingen op Heineken en haar dochter sprake is van een nauw verband als bedoeld in art. 8, punt 1, van Verordening Brussel I-bis. De Hoge Raad vraagt aan het Europees Hof of bij die beoordeling moet worden uitgegaan van het vermoeden van beslissende invloed van de moeder (Heineken) op haar dochter, zoals dat geldt in het materiële Europese mededingingsrecht. En, zo ja, of voor het aannemen van bevoegdheid ten aanzien van de dochter voldoende is dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat van die invloed sprake is geweest. Jerre de Jong bespreekt deze zaak in dit vlog.

Cassatievlog #062 is ook als podcast beschikbaar.

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:846

Het hof heeft geoordeeld dat eiser het verwijt heeft ontkracht dat hij activa aan zijn vennootschap heeft onttrokken middels een bepaalde leningconstructie. Het heeft vervolgens geoordeeld dat eiser echter heeft nagelaten uit te leggen hoe een overgelegde productie anders moet worden begrepen dan dat hij het betreffende bedrag op andere wijze in eigen zak heeft gestoken. Schending van hoor en wederhoor doordat het hof eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld zich daarover uit te laten.  (meer…)

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:828

Gelet op de wettelijke omschrijvingen van enerzijds huur (art. 7:201 lid 1 BW) en anderzijds bruikleen (art. 7A:1777 BW) is voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst in deze zaak, op grond waarvan de gemeente een woning in gebruik heeft gegeven, moet worden aangemerkt als huur of bruikleen relevant of de vergoeding die de bewoonster betaalde is aan te merken als tegenprestatie in de zin van art. 7:201 lid 1 BW. Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat dit het geval was. (meer…)

HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1789

(i) Het hinderpaalcriterium ligt nog steeds besloten in art. 13 lid 1 Zvw; (ii) Het criterium is niet in strijd met Richtlijn Solvabiliteit II; (iii) Zorgverzekeraars mogen hun gewogen gemiddeld gecontracteerde tarief als uitgangspunt nemen voor de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Zij zijn niet gehouden om het feitelijk gehanteerde tarief als uitgangspunt te hanteren; (iv) Zorgverzekeraars mogen als uitgangspunt een generiek kortingspercentage toepassen op het uitgangstarief voor de vergoeding. Na toepassing van een dergelijke korting kan de vergoeding voor de modale zorggebruiker evenwel in voorkomende gevallen een feitelijke hinderpaal opleveren. Of dit zo is, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, waaronder met name de hoogte van de kosten van de desbetreffende zorgvorm; (v) De vraag of sprake is van een feitelijke hinderpaal doet zich voor op het moment dat de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Als op dat moment duidelijk is dat de verzekerde een beroep kan doen op een hardheidsclausule en/of de zorgaanbieder de kosten (deels) voor zijn rekening neemt, moeten die omstandigheden worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een hinderpaal.  (meer…)

Cassatieblog.nl