Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 11 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:4 en ECLI:NL:HR:2019:3

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris met samenhangende vrijwaringsprocedure. Het hof had uitleg moeten geven aan het testament dat onderwerp vormde van de beroepsaansprakelijkheidsprocedure, aangezien de inhoud daarvan zowel van belang is voor het door de benadeelde aan de notaris gemaakte verwijt als voor het door de notaris in dat verband gevoerde eigen schuld-verweer. Oordeel strekkende tot kostencompensatie in de vrijwaringsprocedure is onbegrijpelijk. (meer…)

HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2298 (Hypinvest B.V. / X c.s.)

De kredietverstrekker mag niet zonder meer afgaan op de door de tussenpersoon aan hem verschafte inlichtingen over de inkomens- en vermogenspositie van de consument, aangezien hij zelf ervoor verantwoordelijk blijft te waken tegen overkreditering van de consument en daartoe zo nodig zelf nadere inlichtingen moet inwinnen of gegevens moet verifiëren. (meer…)

HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2370

Het in strijd met art. 2:246 BW aanvragen van het faillissement van de vennootschap kan onder omstandigheden tevens de belangen van de gezamenlijke schuldeisers schaden en op die grond aangemerkt worden als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de zin van art. 2:248 lid 1 BW. (meer…)

HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2396

De Hoge Raad oordeelt over een eerder door hem gewezen arrest: (1) Op de Hoge Raad rustte geen verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen; (2) De enkele stelling dat de rechter de bedoelde verplichting niet is nagekomen, volstaat niet voor het vestigen van staatsaansprakelijkheid; (3) Nu de wet geen andere cassatierechter kent, en gelet op de samenstelling van de zetel die dit arrest heeft gewezen, kunnen klachten dat de Hoge Raad niet geschikt zou zijn om te oordelen in een zaak over staatsaansprakelijkheid voor rechtspraak gewezen door de Hoge Raad, niet slagen. (meer…)

HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2301

Indien een schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat een aanmaning nutteloos zou zijn, kan op grond van art. 6:82 lid 2 BW (Sint Maarten) (gelijkluidend aan het Nederlandse art. 6:82 lid 2 BW) een ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Het oordeel van het hof dat het inleidende verzoekschrift in deze zaak voldoet aan de voorwaarden van een ingebrekestelling getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. (meer…)

Hoge Raad 23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2160 (X / Staat)

Het oordeel van het hof dat het de Raad voor de Rechtspraak ten tijde van de brief duidelijk had moeten zijn dat niet meer kon worden uitgegaan van de juistheid van de verklaringen van de rechter over het telefonische contact, en de kwalificatie door het hof van de beschuldiging in de brief als “vooralsnog onvoldoende gefundeerd” zijn niet onbegrijpelijk en geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting over de grenzen van de in dit verband aan de Staat toekomende vrijheid. (meer…)

Cassatieblog.nl