Dossier: Arbeidsrecht


HR 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3568

Antwoord op prejudiciële vraag. Een beding dat ertoe strekt dat een opgelegde boete wegens niet-naleving van de verplichtingen uit de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door de aannemer kan worden verhaald op de onderaannemer, doet als zodanig geen onaanvaardbare afbreuk aan het doel of de strekking van de Wav en is in beginsel dus niet nietig wegens strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden (art. 3:40 BW). (meer…)

HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2722 en ECLI:NL:HR:2015:2723

Op de aansprakelijkheid van de Staat voor de onjuiste implementatie van Europese richtlijnen in wetgeving in formele zin zijn de normale Nederlandse aansprakelijkheidsregels (art. 6:162 BW) van toepassing. (meer…)

HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687 (ABVAKABO FNV/Amsta)

Naleving van de ‘spelregels’ is niet langer een zelfstandige voorwaarde voor de rechtmatigheid van een collectieve actie. Wel zijn de spelregels nog steeds van belang als gezichtspunten bij de vraag of de uitoefening van het recht op collectief optreden (art. 6 onder 4 ESH) in een concreet geval dient te worden beperkt of verboden langs de weg van art. G ESH. Andere gezichtspunten zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. (meer…)

HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1192 (Flextronics Logistics B.V./X)

Art. 7:672 lid 6 BW vereist dat zowel de voor de werknemer geldende opzegtermijn (van maximaal zes maanden), als de voor de werkgever geldende opzegtermijn (die niet korter mag zijn dan het dubbele van die voor de werknemer) schriftelijk wordt overeengekomen. Indien hieraan niet is voldaan, kan de werknemer het andersluidende opzegbeding ingevolge art. 3:40 lid 2 BW vernietigen, met als gevolg dat hij slechts de wettelijke opzegtermijn van één maand van art. 7:672 lid 3 BW in acht behoeft te nemen. (meer…)

HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:304 (Eiser/Datawell B.V.)

De matigingsbevoegdheid van art. 7:625 BW staat niet eraan in de weg dat een werknemer in een afzonderlijke procedure wettelijke rente vordert over de in een eerdere procedure toegewezen wettelijke verhoging van het (achterstallige) loon. Deze afzonderlijke vordering kan, afhankelijk van de omstandigheden, stranden op misbruik van procesrecht, afstand van recht of rechtsverwerking. (meer…)

HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:38 (Eiser/ACU)

Curaçaose zaak. De uitzondering die de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (LBA) ten aanzien van directeuren van een vennootschap of doelvermogen maakt op het vereiste van een ontslagvergunning heeft alleen betrekking op personen die tot bestuurder van een vennootschap of een doelvermogen zijn benoemd. Het strookt met de aan de LBA ten grondslag liggende beschermingsgedachte dat personen die wel de titel ‘directeur’ dragen, maar niet op de hiervoor genoemde wijze tot bestuurder zijn benoemd (en dus bestuursbevoegdheid en –verantwoordelijkheid dragen), niet onder deze uitzondering op het vergunningvereiste vallen. (meer…)

Cassatieblog.nl