Dossier: Ondernemingsrecht


HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1061 (IMG / X BV)

1. Ook indien een lid van een rechtspersoon wil opkomen tegen de opzegging van zijn lidmaatschap van die rechtspersoon, sluit art. 2:15 BW een op onrechtmatige daad gebaseerde vordering niet uit. 2. Handelen in strijd met art. 2:8 lid 1 BW brengt niet zonder meer mee dat sprake is van onrechtmatig handelen. Het betreft hier verschillende normen met een open karakter die dienen te worden ingevuld aan de hand van de omstandigheden van het geval. (meer…)

HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:233 (eiser / Velenturf q.q.)

Het oordeel van het hof dat sprake was van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling is gelet op de stellingen van eiser onbegrijpelijk, omdat daarvan pas sprake is indien geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden aldus zou hebben gehandeld. (meer…)

 HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3299 (OOO Promneftstroy/ Yukos Capital c.s.)

1. De vraag naar de beëindiging van het bestaan van een rechtspersoon is geen vraag van internationaal faillissementsrecht, maar van internationaal rechtspersonenrecht; het territorialiteitsbeginsel is niet van toepassing; 2. Niet aanvaardbaar is het indien de beslaglegger in het geval, waarin uitgangspunt is dat hij nog onvoldane vorderingen heeft en dat hij deze kan verhalen op de beslagen goederen, niet de mogelijkheid heeft om zijn recht te vervolgen, enkel als gevolg van het feit dat de rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan. De beslaglegger kan in dat geval de eis in de hoofdzaak instellen of vervolgen tegen de verkrijger. (meer…)

HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1601 (Melkveehouders / Drentse Overijsselse Coöperatie Kaas B.A.)

Aan de eis van art. 2:60 BW dat de uittredingsvoorwaarde is opgenomen in de statuten, is voldaan als uit de statuten voor de leden deze voorwaarde kenbaar is en de aard en omvang van de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor hen bepaalbaar zijn.  (meer…)

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1413 (Cassatie in het belang der wet)

Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre in een geval van overtreding van het beheersverbod van art. 20 WvK plaats is voor de sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot (art. 21 WvK) kan mede van belang zijn of derden van diens vennootschappelijke hoedanigheid op de hoogte waren of behoorden te zijn. Steeds van belang is of de commanditaire vennoot tegen wie de sanctie van voornoemde bepaling wordt ingeroepen ter zake van zijn handelen een verwijt valt te maken. De Hoge Raad nuanceert hiermee zijn eerdere jurisprudentie. (meer…)

HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:661 (Minister van Financiën / Vereniging VEB NCVB, Stichting Beheer SNS Reaal e.a.)

(1) Mede gelet op het duale stelsel van rechtsbescherming van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn de overwegingen in een uitspraak van de ABRvS over de rechtmatigheid van een onteigeningsbesluit niet bindend voor de Ondernemingskamer in de schadeloosstellingsprocedure. (2) Bij het bepalen van de schadeloosstelling op de voet van art. 6:8 en 6:9 Wft is het peilmoment het tijdstip van de onteigening en dienen alle relevante feiten en omstandigheden op het peiltijdstip in aanmerking te worden genomen, ook die welke niet algemeen bekend waren; de beurskoers is daarbij (hooguit) een mede in aanmerking te nemen omstandigheid. (meer…)

Cassatieblog.nl