Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2099

Het gezag van gewijsde kan niet eraan in de weg staan dat in een ander geding dezelfde of een soortgelijke vordering wordt ingesteld op basis van een andere grondslag, waarover de rechter zich nog niet heeft uitgelaten. Dit geldt ongeacht of deze andere grondslag ook reeds in de eerdere procedure aangevoerd had kunnen worden.

(meer…)

HR 8 januari 2021 ECLI:NL:HR:2021:38

Art. 612 Rv is in beginsel alleen van toepassing op wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding. Gelet op de verbondenheid van de wettelijke verplichting tot schadevergoeding van de hoofdschuldenaar en de (contractuele) verplichting tot schadevergoeding van de borg die berust op artikel 7:854 BW, brengt een redelijke en op de praktijk afgestemde wetstoepassing mee dat op de hoofdregel dat een uitzondering moet worden aanvaard. (meer…)

HR 15 januari 2021 ECLI:NL:HR:2021:43

Dat degene die in de eerdere instantie als procespartij had te gelden de bevoegdheid heeft om een rechtsmiddel aan te wenden tegen de in die eerdere instantie gewezen uitspraak, en van die bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, sluit niet uit dat diegene voldoende belang erbij kan hebben om in de volgende instantie alleen door middel van voeging bij de procedure betrokken te blijven.  (meer…)

HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2101

Het antwoord op de vraag of de nietigheid van het exploot moet worden uitgesproken op de grond dat daarin vermelding van de woonplaats van verweerster ontbreekt hangt ervan af of aannemelijk is dat verweerder door dit gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat wordt beschermd door de geschonden norm.  (meer…)

HR 8 januari 2021 ECLI:NL:HR:2021:37

Het verwijzen naar het merk van een ander met als doel het geven van informatie over de compatibiliteit van het eigen product met de waren of diensten van die ander, is in beginsel alleen toegestaan als die informatie – volgens het relevante publiek – juist is. (meer…)

HR 18 december 2020 ECLI:NL:HR:2020:2103

Op grond van het volkenrecht geldt voor goederen van een vreemde staat de presumptie van immuniteit, die alleen wijkt als is vastgesteld dat de desbetreffende goederen door de vreemde staat worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Het is aan de schuldeisers of beslaglegger om gegevens aan te dragen aan de hand waarvan een andere dan een publieke bestemming kan worden vastgesteld. Uit deze regels volgt dat immuniteit van executie niet is beperkt tot goederen waarvan de onmiddellijke bestemming een publieke is. (meer…)

Cassatieblog.nl