Dossier: Verbintenissenrecht


HR 11 mei 2012,ECLI:NL:HR:2012:BW0730 (X/Dealkent Ltd)

Afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) is niet van toepassing als de betrokken partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en niet beide in Nederland zijn gevestigd (art. 6:247 lid 2 BW). (meer…)

HR 4 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6769 (Huisman q.q./X)

Wanneer een persoon in rechte wordt betrokken, kan reeds sprake zijn van daadwerkelijke bekendheid met de feiten waaruit de schade (bestaande uit aansprakelijkheid jegens de eisende partij) voortvloeit, ook al is op dat moment nog onzeker of de rechter de vordering zal toewijzen. Dit kan voldoende zijn voor de aanvang van de verjaringstermijn ter zake van een vordering tot verhaal van die schade op een derde, omdat daarvoor niet is vereist dat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden waaruit voor hem de schade voortvloeit. (meer…)

HR 27 april 2012, LJN BV5560 (X c.s./Deloitte Belastingadviseurs)

Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom de enig aandeelhouder van een groot bedrijf en zijn kinderen behoren tot de in art. 6:235 BW bedoelde personen, die geen beroep kunnen doen op de vernietigingsgronden van art. 6:233 en 234 BW. (meer…)

HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5555

Kwalitatieve rechten in de zin van art. 6:251 BW kunnen ook ontstaan zonder dat de overeenkomende partijen aan de zijde van de debiteur een kwalitatieve verplichting als bedoeld in art. 6:252 BW in het leven roepen, zonder dat de partijen in hun overeenkomst bepalen dat de rechten als kwalitatieve rechten zullen overgaan op verkrijgers onder bijzondere titel en ook zonder dat die rechten in de openbare registers openbaar worden ingeschreven. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629 (X/mr. Tiethof q.q.)

Indien de bij een rechtshandeling betrokken partijen berusten in de buitengerechtelijke vernietiging daarvan, geldt ten opzichte van een derde het vermoeden dat deze vernietigingsverklaring effect heeft gehad. Het ligt op de weg van de derde om dit vermoeden te ontzenuwen. Derdenbeslag onder de schuldenaar ten laste van zijn schuldeiser levert in beginsel schuldeisersverzuim op. Was de schuldenaar ten tijde van de beslaglegging reeds in verzuim, dan ligt het echter op zijn weg om aan te tonen dat hij wel in staat en bereid was zijn verbintenis te voldoen, maar daartoe uitsluitend door het derdenbeslag werd verhinderd. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6727 (A c.s./Tennisvereniging De IJpelaar)

Een kwalitatief recht (art. 6:251 BW) hoeft door de schuldeiser niet mede te zijn bedongen ten behoeve van diens rechtsopvolgers onder bijzondere titel, ook niet naar oud recht. Een beroep op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) – waarvoor in kort geding geen plaats is – mag door de rechter worden opgevat als een beroep op derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Voor derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is vereist dat gebondenheid aan de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en niet of gebondenheid niet langer redelijk is. (meer…)

Cassatieblog.nl