Selecteer een pagina

Dossier: Verbintenissenrecht


HR 15 juni 2012, LJN BW0727 (Pricewaterhousecoopers/X)

Door bindend adviseurs gemaakte fouten kunnen pas tot hun aansprakelijkheid jegens (een van de) opdrachtgevers leiden of een gegrond verweer opleveren tegen hun vordering tot betaling van de overeengekomen vergoeding, als het in de verhouding van bindend adviseurs tot (een van de) opdrachtgevers in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn aan die fouten geen gevolgen ten nadele van de bindend adviseurs te verbinden. Een door de bindend adviseurs bedongen exoneratieclausule kan mede betrekking hebben op verplichtingen van de bindend adviseurs tot onpartijdigheid en inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor. (meer…)

HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1748 (Gemeente Almere/X c.s.)

Art. 160 lid 1 sub e Gemeentewet kent het college van B&W de bevoegdheid toe tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat met instemming van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens de gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het college van B&W. In een dergelijk geval kan een zodanige voorwaarde (door partijen of de rechter) worden aangemerkt als opschortende voorwaarde in de zin van art. 6:21 BW, zodat in voorkomend geval ook art. 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. (meer…)

HR 11 mei 2012,ECLI:NL:HR:2012:BW0730 (X/Dealkent Ltd)

Afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) is niet van toepassing als de betrokken partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en niet beide in Nederland zijn gevestigd (art. 6:247 lid 2 BW). (meer…)

HR 4 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6769 (Huisman q.q./X)

Wanneer een persoon in rechte wordt betrokken, kan reeds sprake zijn van daadwerkelijke bekendheid met de feiten waaruit de schade (bestaande uit aansprakelijkheid jegens de eisende partij) voortvloeit, ook al is op dat moment nog onzeker of de rechter de vordering zal toewijzen. Dit kan voldoende zijn voor de aanvang van de verjaringstermijn ter zake van een vordering tot verhaal van die schade op een derde, omdat daarvoor niet is vereist dat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden waaruit voor hem de schade voortvloeit. (meer…)

HR 27 april 2012, LJN BV5560 (X c.s./Deloitte Belastingadviseurs)

Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom de enig aandeelhouder van een groot bedrijf en zijn kinderen behoren tot de in art. 6:235 BW bedoelde personen, die geen beroep kunnen doen op de vernietigingsgronden van art. 6:233 en 234 BW. (meer…)

HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5555

Kwalitatieve rechten in de zin van art. 6:251 BW kunnen ook ontstaan zonder dat de overeenkomende partijen aan de zijde van de debiteur een kwalitatieve verplichting als bedoeld in art. 6:252 BW in het leven roepen, zonder dat de partijen in hun overeenkomst bepalen dat de rechten als kwalitatieve rechten zullen overgaan op verkrijgers onder bijzondere titel en ook zonder dat die rechten in de openbare registers openbaar worden ingeschreven. (meer…)

Cassatieblog.nl