Hypotheekhouder is geen derdebelanghebbende in administratieve fase onteigeningsprocedure

HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3422 (Onteigenden en hypotheekhouder/Gemeente Leusden)

De afzonderlijke onteigening van een appartementsrecht is niet mogelijk. De hypotheekhouder is niet een belanghebbende aan wie op de voet van art. 78 lid 2 Ow in verbinding met art. 3:13 lid 1 Awb het ontwerp van het onteigeningsbesluit moet worden toegezonden.  Lees meer…

Niet meer bestaande rechtspersoon: 1. beëindiging geen vraag van internationaal faillissementsrecht; 2. verhaal beslaglegger bij overdracht in weerwil van beslag

 HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3299 (OOO Promneftstroy/ Yukos Capital c.s.)

1. De vraag naar de beëindiging van het bestaan van een rechtspersoon is geen vraag van internationaal faillissementsrecht, maar van internationaal rechtspersonenrecht; het territorialiteitsbeginsel is niet van toepassing; 2. Niet aanvaardbaar is het indien de beslaglegger in het geval, waarin uitgangspunt is dat hij nog onvoldane vorderingen heeft en dat hij deze kan verhalen op de beslagen goederen, niet de mogelijkheid heeft om zijn recht te vervolgen, enkel als gevolg van het feit dat de rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan. De beslaglegger kan in dat geval de eis in de hoofdzaak instellen of vervolgen tegen de verkrijger. Lees meer…

Rechterlijk toezicht op bewindvoering over letselschadeuitkering minderjarige

HR 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3334

Het onttrekken van een letselschadeuitkering aan het onder bewind gestelde vermogen van de minderjarige en het overhevelen van die uitkering naar een besloten vennootschap is een daad van beschikking in de zin van art. 1:441 lid 1, aanhef en onder a BW, waarvoor instemming van de rechthebbende of vervangende toestemming van de kantonrechter nodig is. Het oordeel van het hof dat met deze daad dit vermogen aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van toezicht door de kantonrechter zou worden onttrokken, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet ontoereikend gemotiveerd. Lees meer…

Prejudiciële vragen over blokkeren van The Pirate Bay

HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3307

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU: (1) doen de beheerders van een torrent index website een ‘mededeling aan het publiek’, ook al zijn op de website geen beschermde werken aanwezig en (2) zo nee, bieden Europese richtlijnen dan toch een grondslag voor een bevel tot blokkade van een dergelijke site door internetproviders? Lees meer…

Overzicht recente prejudiciële vragen

De lijst van lopende zaken vermeldt weer zes nieuwe zaken waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) de geldigheid van een beding dat verhaal van een bestuursrechtelijke boete mogelijk maakt, (2) de aansprakelijkheid voor dieren jegens medebezitters, (3) de proceskostenveroordeling na intrekking van een kort geding in een IE-kwestie, (4) de exhibitieplicht in IE-zaken en (5) de forfaitaire verhuiskostenvergoeding bij renovatie van huurwoningen. Verder (6) komt er een sequeel op de prejudiciële procedure over het telefoonabonnement met “gratis” toestel (vgl. CB 2014-133). Lees meer…

Grondslag genoemd ter voldoening aan substantiëringsplicht mocht niet aan toewijzing vordering ten gronde worden gelegd

HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3195

Het hof heeft ten onrechte de vordering toegewezen op grond van ongerechtvaardigde verrijking, nu dit leerstuk niet aan de eis ten grondslag was gelegd, maar slechts was genoemd in het kader van de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv. Het hof is daarmee buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden. Lees meer…

Kwekersrecht; maatstaf toewijzing exhibitievordering en criterium ’te koop aanbieden’

HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 (AIB / Novisem)

(1) Gelet op de strekking van art. 6 Handhavingsrichtlijn is aan het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv jo. art. 843a Rv niet reeds voldaan indien (dreigende) inbreuk op een recht van intellectuele eigendom is gesteld. Degene die exhibitie vordert dient zodanig feiten en omstandigheden te stellen én met reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat een inbreuk is of dreigt te worden gemaakt.

(2) Van ’te koop aanbieden’ in de zin van art. 57 jo. art. 1, aanhef en onder g Zaaizaad- en plantgoedwet (ZPW) is ook sprake indien het aanbod plaatsvindt onder het voorbehoud dat levering, in verband met nog geldende kwekersrechten, nog niet mogelijk is. Lees meer…

Zuiver taalkundige uitleg niet doorslaggevend als “Haviltexen” lastig is

Gebroken-hart-2HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3303 

De uitleg van een overeenkomst dient, ook indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beide interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is, te geschieden conform de Haviltex-maatstaf. Ook in een dergelijk geval moet de rechter de uitleg van de bepaling baseren op alle door partijen aangevoerde omstandigheden en niet slechts op de tekst van de overeenkomst. Lees meer…

Hoge Raad bevestigt zijn eerdere rechtspraak over zorgplicht pensioenfondsen (art. 17 PSW oud)

HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3229 (Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid / X)

Aan art. 17 PSW (oud) ligt het uitgangspunt ten grondslag dat uitvoerende instanties van pensioen- of spaarfondsen gehouden zijn deelnemers op de hoogte te stellen van wijzigingen van die regelingen, zoals de beëindiging daarvan. Dit geldt ook voor een eventueel daarmee samenhangend aanbod deel te nemen aan een vervangende regeling, bij welk aanbod grote, voor die instanties kenbare persoonlijke en financiële belangen van de deelnemers kunnen zijn betrokken.  Lees meer…

Miskenning tweeconclusieregel; verweren ten onrechte buiten beschouwing gelaten

HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3237 (Brink / verweerder)

Met zijn oordeel dat eiseres tot cassatie reeds in de memorie van grieven de concrete uitgangspunten van haar verweer tegen de door verweerder gevorderde schade uiteen had moeten zetten, heeft het hof miskend dat verweerder eerst bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidenteel beroep – bij wijziging van eis – betaling van een concreet schadebedrag heeft gevorderd. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl