Verkrijging medehuurderschap na beëindiging samenwoning

HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2193

Een redelijke toepassing van art. 7:267 BW brengt mee dat de rechter de bevoegdheid heeft om, in verband met de omstandigheden van het geval, een verzoek ter verkrijging van medehuurderschap  toe te wijzen ook na de beëindiging van de duurzame gemeenschappelijke huishouding, mits dat verzoek zo spoedig na die beëindiging is gedaan als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden gevergd. Lees meer…

Gevolgen van vermenging voor pandrecht op oorspronkelijke zaak

aluminium2HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2192 (Glencore / Nationale Borg c.s.)

Wanneer door vermenging van een verpande zaak met een andere zaak een nieuwe zaak ontstaat, komt op grond van art. 5:15 jo. 5:14 lid 2 BW van rechtswege een nieuw pandrecht te rusten op een aandeel in de nieuwe zaak ten behoeve van degene die het pandrecht op de door vermenging tenietgegane zaak had gevestigd. Lees meer…

Deelname aan een criminele organisatie onvoldoende voor hoofdelijke aansprakelijkheid groepsleden

HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914 (TVM c.s./Verweerders)

Uit een bewezen deelname aan een criminele organisatie als strafbaar gesteld in art. 140 Sr kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat ieder lid van die organisatie aansprakelijk is op grond van art. 6:166 lid 1 BW voor schade ten gevolge van door die organisatie gepleegde misdrijven. Lees meer…

Wet Bopz: geen machtiging onder voorwaarden voor opneming in een zwakzinnigeninrichting

HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2915

De rechtbank heeft de voorlopige machtiging verleend, ervan uitgaande dat betrokkene onder voorwaarden thuis kan verblijven. Aldus heeft zij in wezen een voorlopige machtiging verleend met elementen van een voorwaardelijke machtiging. Deze vermenging van twee te onderscheiden rechtsfiguren is in strijd met de Wet Bopz. Bij niet-naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan een voorwaardelijke machtiging kan slechts opneming plaatsvinden in “een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting”. Lees meer…

Het begrip ‘opvolgend vervoerder’ van art. 34 CMR

HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR2015:2528

Ook als er naast de ‘papieren’ vervoerder slechts één feitelijke (hoofd)vervoerder is, dan geldt deze feitelijke vervoerder – mits aan de verdere vereisten van de bepaling is voldaan – als opvolgend vervoerder in de zin van art. 34 CMR. Gelet op art. 39 CMR is deze opvolgend vervoerder gebonden aan de uitspraak in de procedure tussen de hoofdvervoerder en de ladingbelanghebbende, indien hij behoorlijk in kennis werd gesteld van die procedure en de gelegenheid heeft gekregen zich daarin te voegen of tussen te komen. In dat geval kan de tot verhaal aangesproken vervoerder niet alsnog of opnieuw de discussie over de omvang van de aansprakelijkheid openen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl