Vier nieuwe prejudiciële vragen gesteld

Het overzicht van lopende prejudiciële vraag-procedures vermeldt vier nieuwe zaken. De vragen zien op (1) de reikwijdte van art. 431a Rv, (2) de positie van de curator in een verzetprocedure ex art. 10 Fw, (3) de positie van de burgemeester in BOPZ-zaken, (4) de per 1 januari 2015 ingevoerde alleenstaande ouderkop. Lees meer…

Geen toekenning wettelijke rente naast vergoeding renteschade

HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1520 (AIS/Verweerder)

Ingevolge art. 6:119 BW bestaat ter zake van vertraging in de voldoening van een geldsom uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis ex art. 6:271 BW slechts aanspraak op wettelijke rente en niet (tevens) op vergoeding van de in verband met die vertraging betaalde rente. Aanvaardt de vergoedingsplichtige evenwel dat renteschade in plaats van wettelijke rente wordt toegewezen, dan is daarnaast niet ook nog wettelijke rente verschuldigd. Lees meer…

Rechtmatigheid van paspoortregelgeving over opslag vingerafdrukken kan alleen bij bestuursrechter worden aangekaart

vingerafdrukHR 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1296 (Staat/Privacy First c.s.)

Ook als een belangenorganisatie niet slechts opkomt voor de (gebundelde) belangen van een bepaald of bepaalbaar aantal individuele personen, maar tevens voor het algemeen belang van de bescherming van de rechten van een veel grotere groep van personen, heeft te gelden dat de belangenbehartiging door de organisatie niet ertoe kan leiden dat voor haar de weg naar de burgerlijke rechter komt open te staan indien ter zake van de (dreigende) aantasting van de betrokken belangen is voorzien in rechtsbescherming voor de individuele belanghebbenden bij de bestuursrechter.  Lees meer…

Toetsing ‘ex nunc’ van voorwaarden faillissement: de Hoge Raad verduidelijkt eerdere nuancering

HR 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1473 (HSK/Verweerster)

De nuancering uit HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY6204 op het uitgangspunt dat de rechter in een geding tot faillietverklaring zijn beslissing baseert op de toestand ten tijde van zijn uitspraak (ex nunc), is beperkt tot het geval dat de schuldenaar in staat van faillissement is verklaard nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, en hij vervolgens daartegen hoger beroep instelt (ex art. 8 lid 1 Fw). Deze nuancering geldt dus niet in het geval de schuldenaar voor faillietverklaring níet op de aanvraag is gehoord en hij vervolgens daartegen verzet doet (ex art. 8 lid 2 Fw). Lees meer…

De tegenspraakfictie van art. 140 lid 3 Rv en de verschoonbare overschrijding van de appeltermijn

HR 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1470

Toepassing van de rechtsregel uit HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2894, waarin de Hoge Raad een uitzondering aanvaardde op het uitgangspunt dat aan beroepstermijnen strikt de hand gehouden moet worden. Onder omstandigheden kan de bij verstek veroordeelde die, vanwege de tegenspraakfictie van art. 140 lid 3 Rv, is aangewezen op het rechtsmiddel van hoger beroep, zich beroepen op verschoonbare overschrijding van de appeltermijn. In dit geval had het hof appellant in de gelegenheid moeten stellen zich uit te laten over de termijnoverschrijding. Lees meer…

De procespositie van de minderjarige als appellant in familierechtzaken

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409

De minderjarige mag zonder procesvertegenwoordiging en op informele wijze verzoeken om benoeming van een bijzonder curator. De minderjarige mag de rechter ook op informele wijzen vragen om beslissingen betreffende (i) het eenhoofdig gezag, (ii) omgang en informatie, of (iii) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In hoger beroep kan de minderjarige wél zonder procesvertegenwoordiging opkomen tegen de afwijzing om een bijzonder curator te benoemen, maar niet tegen de beslissing op de andersoortige (informele) verzoeken. Terzake deze beslissingen moet hij vertegenwoordigd worden door een wettelijk vertegenwoordiger of een bijzonder curator. Lees meer…

Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens onzorgvuldige advisering: waarschuwingsplicht omtrent juridische risico’s

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406

Wanneer een advocaat zijn cliënt adviseert in het kader van een door de cliënt te nemen beslissing, brengt diens zorgvuldigheidsplicht mee dat hij de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen. ’s Hofs oordeel dat de advocaat in casu had moeten waarschuwen voor de risico’s verbonden aan selectieve betalingen in het zicht van het eigen faillissement, wegens daarover in rechtspraak en literatuur bestaande onzekerheid, blijft in stand. Lees meer…

Cassatie in het belang der wet: overtreding beheersverbod 20 WvK leidt niet zonder meer tot hoofdelijke aansprakelijkheid commanditaire vennoot

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1413 (Cassatie in het belang der wet)

Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre in een geval van overtreding van het beheersverbod van art. 20 WvK plaats is voor de sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid van de commanditaire vennoot (art. 21 WvK) kan mede van belang zijn of derden van diens vennootschappelijke hoedanigheid op de hoogte waren of behoorden te zijn. Steeds van belang is of de commanditaire vennoot tegen wie de sanctie van voornoemde bepaling wordt ingeroepen ter zake van zijn handelen een verwijt valt te maken. De Hoge Raad nuanceert hiermee zijn eerdere jurisprudentie. Lees meer…

Een gezamenlijke maaltijd op de sterfdag; stilzwijgende aanvaarding nalatenschap?

HR 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284

Tot de handelingen die erop zijn gericht de erflater een passende uitvaart te bezorgen, kan een overleg op de sterfdag als in casu aan de orde worden gerekend. Het maken van redelijke kosten daarvoor ten laste van de nalatenschap kan dan niet worden aangemerkt als een daad van aanvaarding in de zin van art. 4:192 BW. De kosten van een maaltijd kunnen onder omstandigheden tot zodanige kosten worden gerekend. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl