Formeel in appel niet verschenen biologische moeder alsnog opgeroepen
HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8216
De biologische moeder die in appel niet was verschenen, maar wel als belanghebbende was aangemerkt en op wiens brieven door het hof acht is geslagen, dient in cassatie als verschenen belanghebbende te worden beschouwd. Lees meer…
Matiging loonvordering na onterecht ontslag bij stilzitten van de werkgever
HR 1 juni 2012, RCLI:NL:HR:2012:BV7347
De rechter is op grond van art. 7:680a BW slechts bevoegd een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op de vernietigbaarheid van de arbeidsovereenkomst te matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De rechter moet in zijn motivering laten blijken dat hij daadwerkelijk deze terughoudendheid in acht heeft genomen. In dit geval, waarin de werkgever pas twintig maanden nadat de werknemer de vernietigbaarheid van het ontslag had ingeroepen ontbinding van de arbeidsovereenkomst had verzocht, heeft het hof onvoldoende duidelijk gemaakt waarom toewijzing van de loonvordering tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Lees meer…
Toepasselijkheid CMR op gecombineerd vervoer
HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3678 (IF en SIF/Eimskip)
Het CMR-Verdrag is in het algemeen niet van toepassing op multimodaal vervoer (vervoer van goederen met verschillende transportmiddelen) dat niet het zogeheten “stapelvervoer” betreft. In geval van multimodaal vervoer is het CMR-verdrag ook niet van toepassing op het gedeelte van het vervoerstraject dat over de weg plaatsvindt, omdat een stelsel waarin de toepasselijke regels veranderen al naar gelang het specifieke vervoertraject, onwerkbaar is. Lees meer…
Gemeentelijk goedkeuringsvoorbehoud als opschortende voorwaarde
HR 1 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1748 (Gemeente Almere/X c.s.)
Art. 160 lid 1 sub e Gemeentewet kent het college van B&W de bevoegdheid toe tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat met instemming van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens de gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het college van B&W. In een dergelijk geval kan een zodanige voorwaarde (door partijen of de rechter) worden aangemerkt als opschortende voorwaarde in de zin van art. 6:21 BW, zodat in voorkomend geval ook art. 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. Lees meer…
Maatstaf aansprakelijkheid gemeente voor onjuiste of onvolledige inlichtingen
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0219
De vraag of een gemeente, naar aanleiding van een door een belanghebbende gedaan verzoek, onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoort in de eerste plaats de inhoud van het verzoek en hetgeen de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen en de aard en inhoud van de daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de belanghebbende daaromtrent heeft moeten begrijpen. Pas als de belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop mocht vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met bepaalde inhoud werden gegeven, kan plaats zijn voor het oordeel dat het verstrekken daarvan – indien die mededelingen onjuist of onvolledig zijn – onrechtmatig is jegens belanghebbende. Lees meer…
Ontbrekende pagina in cassatiedagvaarding is fataal
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9604
Als in de uitgebrachte cassatiedagvaarding een pagina ontbreekt, en daarmee een deel van het middel, kan dit gebrek buiten de cassatietermijn niet meer met een herstelexploot worden hersteld. Lees meer…
Geen Nederlanderschap als niet werd voldaan aan de voorwaarden voor medenaturalisatie
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9435 (X c.s./Staat)
Als het Nederlanderschap nimmer is verkregen (in dit geval omdat aan voorwaarden voor medenaturalisatie niet werd voldaan), is een beroep op het arrest Rottmann (HvJEU 2 maart 2010, over verlies van het burgerschap van de Unie) zonder grond. Lees meer…
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing ex art. 1:259 BW en procesbelang
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9538 (X c.s./Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland)
Ouders die vervallenverklaring verzoeken van een schriftelijke, maar inmiddels door de gezinsvoogdijinstelling ingetrokken aanwijzing ex art. 1:259 BW, behouden belang bij een rechterlijke toetsing, indien de voortgezette vervulling van een aan de verblijfstitel van één van de ouders verbonden voorwaarde mede afhankelijk is van een oordeel over de rechtmatigheid van de schriftelijke aanwijzing. Lees meer…
Zelfstandig hulpverlener heeft in beginsel recht op afgifte kopieën patiëntendossiers
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8508 (Velthuis Kliniek/X)
Art. 7:454 BW legt op iedere hulpverlener de verplichting om een dossier in te richten en te bewaren. Op grond van art. 7:456 BW dient de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in of afschrift van het dossier te verstrekken. Uit deze bepalingen vloeit voort dat iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers. Lees meer…
Samenloop beschermingsbewind en schuldsaneringsregeling
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010 en ECLI:NL:HR:2012:BV4021 (Cassatie in het belang der wet)
Het indienen van een schuldsaneringsverzoek behoort niet tot de in art. 1:441 lid 1 BW bedoelde taak van de beschermingsbewindvoerder, zodat die de schuldenaar niet in rechte vertegenwoordigt bij de indiening van dat verzoek. De schuldenaar over wiens goederen bewind is ingesteld is (dus) zelfstandig bevoegd om een schuldsaneringsverzoek in te dienen. Wel vormen het bewind en de houding van de beschermingsbewindvoerder met betrekking tot het verzoek relevante omstandigheden die de rechter bij zijn beslissing op het verzoek in aanmerking dient te nemen, zodat eventueel oproeping van de bewindvoerder moet plaatsvinden. Hetzelfde geldt bij de behandeling van een rechtsmiddel tegen een beslissing tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de voet van art. 350 Fw. Lees meer…