Geen schriftelijke depotovereenkomst nodig voor zekerheidstelling
HR 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1181 (IMPI/X)
Indien zekerheidstelling wordt gelast is het, in verband met de eisen van art. 6:51 lid 2 BW, niet nodig dat een schriftelijke depotovereenkomst wordt gesloten als het door de rechter bepaalde bedrag op een notariële kwaliteitsrekening wordt gestort en aan zekerheidstelling ook geen verdere eisen zijn gesteld. Beoordeeld moet dan worden of de verweerder ten behoeve van wie zekerheid is gesteld in de omstandigheden van het geval zonder moeite verhaal kan nemen op de depotstorting. Lees meer…
Herroeping van een vonnis of arrest omdat een partij stukken heeft achtergehouden
HR 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1188
Een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen als de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden. Lees meer…
Cassatievlog #028 | Zekerheidstelling voor de proceskosten – wat zijn de eisen?
Hoge Raad 9 september 2022 ECLI:NL:HR:2022:1181
Een partij die geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft en bij de Nederlandse rechter een vordering wil instellen, is verplicht om op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld. Op deze manier wordt de gedaagde partij beschermd. Krijgt hij gelijk en wordt zijn buitenlandse wederpartij in de proceskosten veroordeeld, dan hoeft de gedaagde partij niet in het buitenland zijn proceskosten te incasseren. Dat kan immers een ingewikkelde en soms zelfs onmogelijke exercitie zijn. In een recente uitspraak gaat de Hoge Raad in op de eisen waaraan zo’n zekerheidstelling moet voldoen. Berend-Bram Heinen bespreekt deze uitspraak.
Cassatievlog #028 is ook als podcast beschikbaar.
Mag de rechter afwijken van de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances?
HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1093
(i) Tot de verzoeken die op de voet van art. 69 Fw aan de R-C kunnen worden gedaan behoort niet een verzoek tot aanpassing van het vrij te laten bedrag dat op grond van art. 21, aanhef en onder 2º, Fw door de R-C is vastgesteld. Een dergelijk verzoek kan op grond van art. 21, aanhef en onder 2º, Fw tot de R-C worden gericht;
(ii) De Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling zijn niet vastgesteld door een instantie die de bevoegdheid heeft rechters op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging te binden ten aanzien van het gebruik dat zij maken van de hun door de wetgever gelaten ruimte. De Recofa-richtlijnen kunnen daarom niet worden aangemerkt als recht in de zin van art. 79 RO. Het staat de rechter vrij deze richtlijnen niet toe te passen. Lees meer…
Mag de verhuurder voor een oude huurschuld beslag leggen op latere huurtoeslag?
HR 24 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:931
Uit art. 1a lid 1 van de Wet op de huurtoeslag jo. art. 45 lid 1, aanhef en onder a, Awir volgt dat huurtoeslag niet vatbaar is voor beslag, tenzij het gaat om beslag door de verhuurder vanwege het niet betalen van de huur. Deze uitzondering laat ruimte voor beslaglegging door de verhuurder op toeslag voor een huurschuld die betrekking heeft op een eerdere periode dan de periode waarop de huurtoeslag betrekking heeft. Lees meer…
Hoge Raad preciseert rechtspraak over vergoeding van schokschade
HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958
In dit arrest geeft de strafkamer van de Hoge Raad een nadere invulling aan de onrechtmatigheidstoets en aan het vereiste van geobjectiveerd geestelijk letsel. Ook de samenloop tussen de aanspraak op ‘schokschade’ en de aanspraak op ‘affectieschade’ komt aan de orde. Lees meer…
Eisen aan een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor
HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105
De partij die om een voorlopig getuigenverhoor verzoekt, hoeft niet nauwkeurig aan te geven welke feiten en stellingen hij aan zijn vordering ten grondslag wil leggen. De verzoeker hoeft zich evenmin uit te laten over de precieze aard van de vordering en de omvang van de schade die hij wil verhalen. Wel moet hij ruwweg de beoogde vordering en te bewijzen feiten schetsen, zodat voor de rechter en de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Lees meer…
Voor per abuis gelegd beslag op zaken van een derde geldt geen risicoaansprakelijkheid
HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1110
De Hoge Raad heeft beslist dat de regel dat degene die conservatoir beslag legt en handhaaft op eigen risico handelt en als gevolg daarvan ontstane schade moet vergoeden als het beslag achteraf ten onrechte gelegd blijkt te zijn, niet geldt indien (per abuis) bij de beslagene ook beslag is gelegd op zaken van een derde. Lees meer…
Een rechter mag geen dwangsom verbinden aan de verplichting tot zekerheidstelling in het kader van de uitvoerbaarheid bij voorraad
HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:987
De voorwaarde van zekerheidstelling bij de uitvoerbaarverklaring van een vonnis houdt geen bevel tot zekerheidstelling in en heeft evenmin het karakter van een verbod om tot tenuitvoerlegging over te gaan zonder zekerheid te stellen. Van een ‘hoofdveroordeling’ in de zin van de wettelijke bepalingen over dwangsommen is daarmee geen sprake. Een rechter kan om die reden geen dwangsom verbinden aan deze voorwaarde tot het stellen van zekerheid. Lees meer…
Wanneer heeft de ontvanger een verplichting tot ambtshalve vermindering van betekeningskosten?
HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:686
Als een beschikking van de belastingdeurwaarder inzake de kosten van betekening van een dwangbevel met bevel tot betaling onherroepelijk is geworden, en degene aan wie de kosten in rekening zijn gebracht de ontvanger verzoekt om ambtshalve vermindering van die kosten, kan de afwijzing van dit verzoek – waartegen geen beroep bij de bestuursrechter openstaat – worden voorgelegd aan de civiele rechter. Vanwege het nauwe verband tussen die afwijzing door de ontvanger en de kostenbeschikking van de belastingdeurwaarder, moet de civiele rechter dan onderzoeken of die kostenbeschikking onmiskenbaar onjuist was toen zij werd gegeven. Lees meer…