Uitleg en toepassing van het begrip ‘bodem’ in de zin van artikel 22 lid 3 Invorderingswet
HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:798
Uit deze Curaçaose zaak blijkt dat bij de uitleg en toepassing van artikel 8 Landsverordening Dwanginvordering op grond van het concordantiebeginsel moet worden aangesloten bij de uitleg en toepassing van het Nederlandse art. 22 lid 3 Invorderingswet 1990 en de daarop betrekking hebbende rechtspraak. De Hoge Raad oordeelt dat de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie gegeven uitleg aan artikel 8 Landsverordening Dwanginvordering in het licht van hetgeen door partijen in feitelijke instanties is aangevoerd zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. Lees meer…
Wanneer is sprake van een effectenorder?
HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:809
Om te kunnen kwalificeren als ‘order’ dient een aanvraagformulier voor een effectenleaseovereenkomst in ieder geval zodanige gegevens te bevatten dat daarop – zo nodig in samenhang met overige door partijen gewisselde gegevens – een specifieke transactie in bepaalde effecten kan worden gebaseerd. Of aan kwalificatie als ‘order’ in de weg staat dat de transacties pas zullen worden uitgevoerd, of pas definitief voor rekening van de cliënt komen, als de cliënt de daartoe strekkende effectenleaseovereenkomst heeft getekend en teruggezonden is uit de tekst van de Richtlijn Beleggingsdiensten en de MiFID en uit de rechtspraak van het HvJEU niet met voldoende zekerheid af te leiden. Het is uiteindelijk aan het HvJEU om deze vraag te beantwoorden. Lees meer…
Geen verhaal meerkosten fiscale fraude
HR 15 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:890
Geen verhaal mogelijk van kosten van extra werkzaamheden ter controle en correctie van aangiften en ter verkrijging van terugbetaling van de op grond van opzettelijk onjuiste aangiften ten onrechte uitgekeerde bedragen. Lees meer…
Toepassing openbare orde-exceptie bij invordering van belastingschulden
HR 15 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:885
De omstandigheid dat de Ontvanger bij toepassing van Roemeens huwelijksvermogensrecht wordt bemoeilijkt in de uitoefening van zijn invorderingstaak respectievelijk dat hij zich vervolgens slechts kan verhalen op hetgeen de belastingplichtige bij de verdeling op grond van Roemeens huwelijksvermogensrecht wordt toebedeeld, raakt niet aan fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Lees meer…
Verbod Bandidos ziet niet op lokale chapters en internationale club
HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:797
(1) Voor het zijn van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. (2) Ook een informele vereniging kan afdelingen hebben die rechtspersoonlijkheid bezitten. (3) Het begrip corporatie als bedoeld in art. 10:122 BW is een ruim begrip. Welke eisen kunnen worden gesteld aan de stelplicht van het OM dat van een corporatie sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Lees meer…
Prejudiciële vragen over de binding van de niet procederende echtgenoot aan een uitspraak over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst
HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810
(i) Een door een echtgenoot ingestelde rechtsvorderingen tot (terugbetaling vanwege) vernietiging van een effectenleaseovereenkomst is niet op grond van art. 3:171 BW ingesteld ten behoeve van de gezamenlijke echtgenoten. Daarop gegeven onherroepelijke beslissingen hebben dan ook niet uit dien hoofde bindende kracht jegens beide echtgenoten;
(ii) Een onherroepelijke beslissing over het beroep op art. 1:89 lid 1 BW in een procedure waarin slechts een echtgenoot als procespartij is opgetreden heeft niet op de voet van art. 236 Rv gezag van gewijsde jegens de andere echtgenoot. De strekking van de art. 1:88 BW en 1:89 BW brengt echter wel mee dat met een onherroepelijke beslissing over het beroep op vernietiging in een procedure tussen de niet handelende echtgenoot en de wederpartij, ook tussen de handelende echtgenoot en de wederpartij vaststaat of de vernietiging rechtsgeldig was. Als de niet handelende echtgenoot geen partij was in de eerdere procedure kan de wederpartij jegens hem of haar daarentegen niet het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak inroepen. Lees meer…
In kort gedingen over Gemeenschapsmodellen zijn alle Nederlandse voorzieningenrechters bevoegd
HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:743 (Cassatie in het belang der wet)
Alle Nederlandse voorzieningenrechters zijn relatief bevoegd in kort gedingen over Gemeenschapsmodellen. Voor zover art. 3 Uitvoeringswet GModVo anders bepaalt, is het artikel onverbindend. Lees meer…
Wet Bopz: instelling niet geplaatst op Bopz-lijst
HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:805
Op grond van art. 18 lid 1 Wet Bopz (oud) is voor de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf vereist dat de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin der wet verblijft. Lees meer…
Karakter comparitie na aanbrengen en recht mondelinge behandeling ten overstaan van raadsheren die eindarrest zullen wijzen
HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:726
De comparitie na aanbrengen in hoger beroep heeft een eigen doel en karakter. Deze comparitie strekt er met name toe voor een schriftelijke uitwisseling van partijstandpunten de mogelijkheid van een schikking te beproeven of afspraken te maken over het procesverloop. Indien partijen op deze zitting ook een toelichting geven op hun standpunten, behoeft dit niet plaats te vinden ten overstaan van de (meervoudige) kamer die ook eindarrest zal wijzen. Lees meer…
Heruitgifte in erfpacht en gerechtvaardigd vertrouwen
HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:719
Uit de door het hof vastgestelde feiten kan niet worden geconcludeerd dat de Staat bij verweerder het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de kortingen die in het kader van de oorspronkelijke erfpachtovereenkomst zijn gegeven, ook zouden worden toegepast bij de heruitgifte in erfpacht. Lees meer…