Opheffing van dwalingsnadeel
HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1910
In deze zaak vordert een partij opheffing van het dwalingsnadeel door aanpassing van de koopprijs en levert daarvoor twee berekeningswijzen aan. Het hof stelt vast dat er is gedwaald en dat deze partij als gevolg van de dwaling nadeel heeft geleden, maar wijst de vorderingen af, omdat het de berekeningswijzen niet geschikt acht. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk en onjuist, onder meer gelet op de bevoegdheid die art. 6:230 lid 2 BW de rechter biedt om de overeenkomst daadwerkelijk aan te passen. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat als het hof de berekeningswijzen niet geschikt vindt, het hof de hoogte van het dwalingsnadeel dan zelf op andere wijze had behoren vast te stellen, zo nodig bij wege van schatting van de omvang daarvan. Hoewel dwalingsnadeel geen schade betreft, kan uit dit arrest worden afgeleid dat de Hoge Raad de regels die gelden bij schadebegroting ook van toepassing heeft verklaard op de situatie waarin een rechter het dwalingsnadeel moet vaststellen. Lees meer…
De Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over verkrijging Nederlanderschap in Caribische zaak
HR 20 december 2019 ECLI:NL:HR:2019:2036
Art. 4 lid 2 (oud) RWN en art. 4 lid 3 RWN moeten aldus worden uitgelegd dat iedere in het buitenland tot stand gekomen wettiging die ingevolge de Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk van 1970 (hierna: Overeenkomst van 1970) in het Koninkrijk als geldig moet worden aangemerkt, leidt tot de verkrijging van het Nederlanderschap, ook indien aan die buitenlandse wettiging een niet voor erkenning in het Koninkrijk vatbare erkenning is voorafgegaan.
Assurantieportefeuille is geen goed en daarom niet verpandbaar
HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1909 (ING/Thielen q.q.)
Het is niet mogelijk om een pandrecht te vestigen op een assurantieportefeuille, nu dit geen ‘goed’ is in de zin van artikel 3:1 BW. Lees meer…
Reikwijdte bodemrecht fiscus in verband met afnamebeding-regel
7 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2257
De omstandigheid dat een afnamebeding in het concrete geval geen of slechts een gering profijt voor de derde-eigenaar oplevert, kan meebrengen dat de Ontvanger zich jegens de derde-eigenaar in redelijkheid niet op de afnamebedingregel kan beroepen en dat hij daarom de reële eigendom van die derde dient te ontzien. Lees meer…
Zijn de (ex)-piloten van Martinair Cargo ‘overgegaan’ op KLM?
HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1858
Het verwijzingshof moet, met inachtneming van alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, opnieuw onderzoeken of een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden. Lees meer…
Twee keer voeging in cassatie
HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1787 en ECLI:NL:HR:2019:1788
(1) Voor voeging is vereist dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert.
(2) Aan een vordering tot voeging in een volgende instantie staat niet in de weg dat de partij die voeging vordert zelf geen rechtsmiddel heeft ingesteld tegen de uitspraak. Lees meer…
Erfafscheiding: haag of hek?
HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1907
Een eigenaar mag medewerking vorderen van de eigenaar van een aangrenzend erf aan het voor gezamenlijke rekening oprichten van een ondoorzichtige scheidsmuur van minstens twee meter hoog, tenzij plaatselijk andere regels gelden over de wijze of hoogte van de afscheiding. In dit geval was er al een coniferenhaag als erfafscheiding, die daaraan niet voldeed. De eigenaar mocht daarom medewerking van zijn buren verlangen aan een erfafscheiding die wel aan de eisen voldoet. Uitzonderingen op die regel (zoals misbruik van recht of rechtsverwerking) zijn denkbaar, maar deden zich in dit geval niet voor. Lees meer…
Verzet tegen griffierecht
HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1912
Bij het bepalen van de hoogte van het griffierecht moet worden aangeknoopt bij de waarde van de vordering waarover de rechter tegen wiens uitspraak het beroep in cassatie is gericht, had te beslissen, ook indien niet de betaling van een geldsom is gevorderd. Lees meer…
Wegvallen belang bij cassatie door voldoening deel gevorderde hangende cassatieprocedure
HR 8 november 2019 ECLI:NL:HR:2019:1725
Het belang bij vernietiging van de in cassatie bestreden uitspraak is weggevallen, nu verweerster in cassatie het met één klacht van het cassatiemiddel gemoeide bedrag aan eiseres tot cassatie hangende de cassatieprocedure heeft voldaan en de Hoge Raad de overige onderdelen van het cassatiemiddel verwerpt. Lees meer…
Geen uitleg pandakte nodig voor bepaling stil verpande vorderingen in de pandakte
HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1841 (Holding BV/Heijmans Infra BV)
De maatstaf die geldt voor de uitleg van de pandakte dient onderscheiden te worden van de maatstaf die geldt bij de vraag of een vordering krachtens die pandakte stil is verpand. Lees meer…