Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: enqueterecht


HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1586 (Ageas N.V. (vh Fortis N.V.)/VEB NCVB en SICAF c.s.)

Bij de beoordeling of de gang van zaken rondom de overname van ABN AMRO door (o.a.) Fortis als wanbeleid kwalificeert heeft het hof – beoordeeld naar de omstandigheden ten tijde van de gelaakte handelingen en besluitvorming – gekeken naar de kennis en het inzicht die Fortis als systeembank behoorde te hebben. De klacht dat deze beoordeling getuigt van hindsight bias is ongegrond. Bij het oordeel omtrent wanbeleid is niet beslissend of bepaalde gedragingen volgens de Richtlijn Marktmisbruik en de daarop gebaseerde Wet op het financieel toezicht al dan niet toelaatbaar waren, omdat deze normen een andere strekking hebben dan de enquêteregeling van Boek 2 BW. (meer…)

HR 29 maart 2013, LJN BY7833 (Chinese Workers)

De strekking van het enquêterecht brengt mee dat de verschaffer van risicodragend kapitaal die een eigen economisch belang heeft in de vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft, welk belang in zoverre op een lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder of certificaathouder, voor de toepassing van art. 2:346 BW dient te worden gelijkgesteld met aandeelhouders of certificaathouders en (indien aan de overige eisen is voldaan) derhalve bevoegd is tot het indienen van een equêteverzoek. Een dergelijk economisch belang kan onder omstandigheden ook aanwezig zijn door middel van (het houden van) aandelen in een vennootschap die aandelen houdt in het potentiële object van de equête. (meer…)

HR 25 mei 2012, LJN BW0242 (Ageas/VEB c.s.)

Een beschikking waarin een partij door de Ondernemingskamer als belanghebbende wordt aangemerkt in de tweede fase van de enquêteprocedure, is jegens alle partijen een tussenbeschikking. (meer…)

HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1435 (ASMI II)

Voor de ontvankelijkheid in cassatie van de verzoeker tot cassatie in een enquêteprocedure geldt niet (nog steeds of opnieuw) de kapitaalseis van art. 2:346 aanhef en onder b BW, waaraan voldaan moet zijn voor de ontvankelijkheid bij de OK. Wat de ontvankelijkheid in cassatie betreft, gaat het ingevolge art. 426 lid 1 Rv slechts erom of de verzoeker in de procedure voor de OK verschenen zijn. Na cassatie en verwijzing mogen – ter precisering, toelichting en correctie van reeds ingenomen standpunten – nieuwe stellingen worden ingenomen en producties overgelegd.  (meer…)

HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1056 (e-Traction Worldwide c.s./e-Traction Europe c.s.)

De tweede fase van de enquêteprocedure eindigt met het onherroepelijk worden van de beschikking op het enquêteverzoek, of – als tijdelijke voorzieningen ex art. 2:356 sub c, d en e BW dan nog voortduren – op het moment dat deze voorzieningen eindigen. De getroffen tijdelijke voorzieningen kunnen  blijvende gevolgen hebben. Bezwaren tegen deze voorzieningen of de wijze waarop daaraan invulling is gegeven kunnen slechts worden geuit door het instellen van rechtsmiddelen tegen de beschikking(en) in de enquêteprocedure.  (meer…)

Cassatieblog.nl