Thijs Beumers, auteur op Cassatieblog.nl

De verjaring van vergoedingsrechten

CB 2023-22 | Geplaatst op 09-02-2023 | door Thijs Beumers

HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1936

Voor de vergoedingsrechten tussen echtgenoten geldt geen korte verjaringstermijn van vijf jaar vanaf het moment dat de vergoeding van de ene echtgenoot op de andere echtgenoot opeisbaar wordt. Daaraan ligt de overweging ten grondslag dat van echtgenoten niet kan worden verwacht dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen tegen elkaar treffen. Ten overvloede overweegt de Hoge Raad dat deze ratio mogelijk ook gevolgen heeft voor andere verjaringsregels in Boek 3 BW. (meer…)

Geplaatst in Huwelijksvermogensrecht | Getagged BW art. 1:87, BW art. 1:95, BW art. 1:96, BW art. 3:306, BW art. 3:307, vergoedingsrechten, verjaring

Het bestaan van vergoedingsrechten bij ‘alsof’-bedingen in huwelijkse voorwaarden

CB 2022-137 | Geplaatst op 26-10-2022 | door Thijs Beumers

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389

Of partijen met een ‘alsof’-beding in hun huwelijkse voorwaarden niet alleen een methode van verrekening naar analogie van de gemeenschap van goederen zijn overeengekomen, maar ook de mogelijkheid van vergoedingsrechten alsof tijdens het huwelijk gemeenschap van goederen heeft bestaan, is een kwestie van uitleg van de huwelijkse voorwaarden. Voor deze uitleg kan van belang zijn wat partijen met betrekking tot de berekening van de verrekenvordering zijn overeengekomen en of zij naast het ‘alsof’-beding regelingen hebben getroffen voor het ontstaan van vergoedingsrechten, zoals voor de kosten van de huishouding. (meer…)

Geplaatst in Huwelijksvermogensrecht | Getagged BW art. 1:142, BW art. 1:94, BW art. 1:95, BW art. 1:96, huwelijkse voorwaarden, vergoedingsrechten, verrekenbeding

Een rechter mag geen dwangsom verbinden aan de verplichting tot zekerheidstelling in het kader van de uitvoerbaarheid bij voorraad

CB 2022-109 | Geplaatst op 25-08-2022 | door Thijs Beumers

HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:987

De voorwaarde van zekerheidstelling bij de uitvoerbaarverklaring van een vonnis houdt geen bevel tot zekerheidstelling in en heeft evenmin het karakter van een verbod om tot tenuitvoerlegging over te gaan zonder zekerheid te stellen. Van een ‘hoofdveroordeling’ in de zin van de wettelijke bepalingen over dwangsommen is daarmee geen sprake. Een rechter kan om die reden geen dwangsom verbinden aan deze voorwaarde tot het stellen van zekerheid. (meer…)

Geplaatst in Proces- en beslagrecht | Getagged dwangsom, Rv aart. 233, Rv art. 235, Rv art. 611a, uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zekerheidsstelling

Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator tot het wijzigen of maken van huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk van de onder curatele gestelde

CB 2022-107 | Geplaatst op 25-08-2022 | door Thijs Beumers

HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1113

De curator kan als wettelijk vertegenwoordiger van de onder curatele gestelde staande het huwelijk de huwelijkse voorwaarden van de onder curatele gestelde wijzigen, wanneer hij daartoe door de kantonrechter is gemachtigd. Deze mogelijkheid is van belang zowel wanneer de onder curatele gestelde in het geheel niet in staat is zijn wil te bepalen en daardoor niet zelf kan optreden, als wanneer de onder curatele gestelde weliswaar zijn wil kan bepalen maar hij zijn vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk waarneemt. (meer…)

Geplaatst in Huwelijksvermogensrecht, Personen- en familierecht | Getagged BW art. 1:118, BW art. 1:381 lid 2, curator, huwelijkse voorwaarden, onder curatele gestelde, wettelijk vertegenwoordiger

Toepassing woningwaardestelsel bij ontbreken van een (representatieve) WOZ-waarde

CB 2022-75 | Geplaatst op 02-06-2022 | door Thijs Beumers

HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:633

Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat bij de toetsing van de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs van een woning recht wordt gedaan aan de functie van de WOZ-waarde als onderdeel van het waarderingsstelsel. Dat betekent dat indien bij aanvang van de huurovereenkomst geen WOZ-waarde beschikbaar is voor de verhuurde woning de bij toepassing van het waarderingsstelsel te betrekken relevante waarde van de verhuurde woning op andere wijze moet worden bepaald. De minimum WOZ-waarde die in het Besluit huurprijzen woonruimte (Bhw) in Onderdeel 9 van bijlage I, onder A wordt gehanteerd, is niet geschikt voor deze waardebepaling.

(meer…)

Geplaatst in Huurrecht, Prejudiciële vragen Hoge Raad | Getagged art. 7:249 BW, Besluit huurprijzen woonruimte, waarderingsstelsel, WOZ-waarde

De verjaring van vergoedingsrechten

Het bestaan van vergoedingsrechten bij ‘alsof’-bedingen in huwelijkse voorwaarden

Een rechter mag geen dwangsom verbinden aan de verplichting tot zekerheidstelling in het kader van de uitvoerbaarheid bij voorraad

Vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator tot het wijzigen of maken van huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk van de onder curatele gestelde

Toepassing woningwaardestelsel bij ontbreken van een (representatieve) WOZ-waarde

Recente berichten

Dossiers

Archief

Achtergronden cassatierechtspraak

Cassatieblog.nl