Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1899

De regels over afgeleide schade hebben uitsluitend betrekking op het geval waarin onrechtmatig is gehandeld of wanprestatie is gepleegd jegens een vennootschap, en de aandeelhouder vergoeding vordert van de waardevermindering van zijn aandelen of gemiste koerswinst die daarvan het gevolg is. Het is dan aan de vennootschap zelf om schadevergoeding te vorderen. In deze zaak is geen sprake van onrechtmatig handelen jegens de dochtermaatschappij, zodat de holding geen schadevergoeding kan worden ontzegd op de grond dat de dochter terzake geen vordering heeft ingesteld.  (meer…)

HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775 (Organik/Dow)

1. De maatstaf uit AIB/Novisem en Synthon/Astellas voor het aannemen van het bestaan van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv in verbinding met art. 843a Rv leent zich ook voor toepassing op een rechtsbetrekking die voortvloeit uit het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bedrijfsgeheimen. Dat betekent dat ook in dat geval degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, zodanige feiten en omstandigheden dient te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal dient te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
2. Met ‘de hoofdzaak’ in art. 1019c lid 2 Rv is de procedure bedoeld waarin vorderingen gebaseerd op de gestelde onrechtmatige inbreuk geldend worden gemaakt, zoals een verbods- of schadeprocedure.
3. De gedetailleerde beschrijving van art. 1019b/1019d Rv is ook toelaatbaar in niet-IE-gevallen die voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop de regeling van art. 1019 e.v. Rv van toepassing is, zoals bij de schending van bedrijfsgeheimen.

(meer…)

HR 21 september 2018,  ECLI:NL:HR:2018:1696

Uit de redelijkheid en billijkheid vloeit geen algemene regel voort dat een franchisegever een franchisenemer moet inlichten omtrent de te verwachten omzet of winst. Die verplichting volgt evenmin uit de ‘Europese Erecode inzake Franchising’. Bijzondere omstandigheden van het geval kunnen echter wel een zodanige verplichting meebrengen. (meer…)

HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1103 (Allianz c.s. / X)

Art. 7:941 lid 5 BW is niet analoog van toepassing op de verhouding tussen de derde-claimant en de WAM-verzekeraar. Art. 7:941 lid 5 BW is geschreven voor een specifieke contractuele rechtsverhouding en heeft bovendien een sanctiekarakter. De (potentieel) verstrekkende gevolgen van deze sanctie (verval van het recht op uitkering) brengen mee dat zij een wettelijke basis dient te hebben. Voor het aanvaarden van een algemene buitenwettelijke regel die meebrengt dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de derde-claimant het eigen recht van art. 6 WAM vervalt, is geen plaats. (meer…)

HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:981

1. Van bewust roekeloos handelen in de zin van art. 8:1064 BW is sprake wanneer de aansprakelijk gestelde persoon het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar hij zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. Die maatstaf geldt ook in gevallen waarin sprake is van een vaststaand gevaar, bijvoorbeeld in gevallen van schade door het gebruik van een ondeugdelijk vervoermiddel.
2. Bij de beoordeling van de beroepsaansprakelijkheid van een cassatieadvocaat gaat het erom of het gebrekkige cassatieberoep (als dat niet gebrekkig was geweest) tot vernietiging zou hebben geleid en, zo ja, hoe na verwijzing over de zaak zou zijn geoordeeld. De rechter dient bij de hiervoor bedoelde beoordelingen uit te gaan van de stand van de rechtsontwikkeling op het moment waarop – de beroepsfout weggedacht – over de vordering of het rechtsmiddel zou zijn geoordeeld. (meer…)

HR 25 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:772

(i) Weliswaar legt artikel 5 lid 2 BION op de netbeheerder de verplichting gegevens over de horizontale ligging van kabels en leidingen te baseren op metingen met een nauwkeurigheid van ten minste één meter, maar, in het bijzonder gelet op de doelstelling van de WION om gevallen van schade aan kabels en leidingen te verminderen, mag de grondroerder er niet zonder meer op vertrouwen dat de aan hem op basis van deze informatieplicht aan de grondroerder verstrekte tekening aan deze eis voldoet. Wel kan onnauwkeurigheid van de door de netbeheerder verstrekte gegevens aanleiding zijn voor het aannemen van eigen schuld van de netbeheerder. (meer…)

Cassatieblog.nl