Dossier: Verbintenissenrecht


HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:41 (Eiser/Dexia Nederland B.V.)

Voor overeenkomsten waarbij de looptijd wordt verlengd van eerder gesloten aandelenleaseovereenkomsten die als huurkoop moet worden gekwalificeerd, is toestemming van de andere echtgenoot vereist, evenzeer als voor de oorspronkelijke overeenkomsten. (meer…)

HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:84 (Mr. Cnossen q.q. / Provincie Friesland)

Het gezag van gewijsde van een arbitraal vonnis geldt alleen in een ander geding tussen dezelfde partijen of hun rechtverkrijgenden (art. 1059 jo. 236 Rv). In casu kan echter ook tussen partijen in dit geding uitgangspunt zijn, als bindend door arbiters in de rechtsverhouding van de betrokken partijen vastgesteld, dat de litigieuze vordering door verrekening is tenietgegaan. (meer…)

verbodsbordHR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3650

Voor nietigheid van een rechtshandeling wegens strijd met de goede zeden op de grond dat deze strekt tot benadeling van schuldeisers, is – anders dan bij de rechtsgevolgen van paulianeus of onrechtmatig handelen – niet vereist dat ten tijde van het aangaan van de rechtshandeling vaststaat of aannemelijk is dat schuldeisers daadwerkelijk (zullen) worden benadeeld. (meer…)

HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3678

1. Doordat de vernietiging van een rechterlijke uitspraak terugwerkende kracht heeft, ontstaat de vordering tot ongedaanmaking van de verrichte prestatie op het moment waarop ter uitvoering van die uitspraak is gepresteerd.
2. Art. 194 Fw heeft niet slechts betrekking op baten die voor de curator c.q. de bewindvoerder ten tijde van de vereffening onbekend waren, maar ook op voor de curator c.q. bewindvoerder op dat moment bekende baten die hij in de omstandigheden van het geval op redelijke gronden niet heeft gerealiseerd en daarom niet in de slotuitdeling heeft betrokken.  (meer…)

HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593 (FAR Trading / Edco Eindhoven)

Wanneer een schuldenaar (verkoper) zich beroept op de rechtsgevolgen van de klachtplichtregelingen van art. 6:89 en 7:23 BW, ligt het op de weg van de schuldeiser (koper) om te bewijzen dat en wanneer hij heeft geklaagd over gebreken in de prestatie. Het is vervolgens aan de verkoper om te bewijzen dat daarmee niet tijdig is geklaagd. Deze bijzondere regel van bewijslastverdeling wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de klachtplichtregelingen de strekking hebben de verkoper te beschermen. Als op de verkoper ook het bewijsrisico ter zake van de klacht zelf en het tijdstip daarvan zou rusten, zou aan deze strekking van de klachtplichtregeling te zeer afbreuk worden gedaan. (meer…)

HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3080 (CZ Zorgkantoor/mr. Scholtes q.q.)

Dat (ná faillissement verrichte) onverschuldigde betalingen in strijd waren met een wettelijke regeling, brengt in dit geval niet mee dat sprake was van een onmiskenbare vergissing in de zin van het arrest Ontvanger/Hamm q.q. (meer…)

Cassatieblog.nl