Hoge Raad oordeelt over auteursrechtelijke bescherming van voorbereidend materiaal computerprogramma
HR 19 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:56 (Diplomatic Card S&B SA / Forax BV)
Niet alle producten die in het ontwikkelingsproces van een computerprogramma worden vervaardigd zijn op basis van de Softwarerichtlijn auteursrechtelijk beschermd. Van bescherming van voorbereidend materiaal is op basis van die richtlijn slechts sprake wanneer dit materiaal tot (reproductie van) het computerprogramma kan leiden. Lees meer…
Wanneer levert een onderhandse akte dwingende bewijskracht op?
HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3263
Het hof is terecht ervan uitgegaan dat het voor de dwingende bewijskracht van een onderhandse akte, aankomt op (uitleg van) alleen die akte zelf. Wel had het hof de akte niet geheel van het bewijs mogen uitsluiten, althans blijk moeten geven dat hij die akte heeft meegewogen bij de bewijswaardering. Lees meer…
Rekening en verantwoording meerderjarigenbewind na overlijden onderbewindgestelde
HR 22 december 2017 ECLI:NL:HR:2017:3262
Rekening en verantwoording door bewindvoerder meerderjarigenbewind dient na overlijden onderbewindgestelde te worden afgelegd aan diens erfgenamen, ten overstaan van de kantonrechter. Toepasselijkheid art. 236 Rv. Sanctie art. 3:194 lid 2 BW vereist geen benadelingsoogmerk. Lees meer…
Ontbreken rechtsmacht echtscheidingsverzoek staat niet in de weg aan bevoegdheid treffen nevenvoorzieningen
HR 12 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:31
Het ontbreken van rechtsmacht ten aanzien van een echtscheidingsverzoek staat niet in de weg aan de bevoegdheid ten aanzien van nevenvoorzieningen met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid indien het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op grond van dit laatste is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 1 van de Brussel II-bis verordening bevoegd om van de verzochte nevenvoorzieningen kennis te nemen. Lees meer…
Onteigening: waardevermindering van het overblijvende en omrijschade
HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3184 en 3109
In deze zaak zijn door de Provincie Noord-Brabant vijf agrarische percelen onteigend ten behoeve van de omlegging van een provinciale weg. Twee percelen waren eigendom van de vader van de eiser in zaaknummer 3184, en drie van de eiser in die procedure zelf. Op de percelen werden onder meer graszoden geteeld (naast maïs). Nu de onteigening van al deze percelen noodzakelijk was, waren twee procedures tegen de verschillende eigenaren noodzakelijk. Omdat de vader was overleden, is in de procedure over zijn percelen conform art. 20 Ow een derde aangewezen (mr. Baan) om de belangen van de gezamenlijke erfgenamen in die onteigening te behartigen. Lees meer…
Aan de juridische eigenaar die de economische eigendom van het onteigende heeft overgedragen kan bijkomende schade worden vergoed
HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3141 (Staat/X)
Wanneer de economische eigendom van een onteigend perceel is overgedragen, maar het de juridische eigenaar is die op het onteigende een bedrijf uitoefent, kan de juridische eigenaar recht hebben op vergoeding van de schade die hij als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van de onteigening lijdt. Het uitgangspunt is dat schadevergoeding van bijkomende schade in verband met de bedrijfsuitoefening op het onteigende, op haar plaats is als dat ook zo zou zijn geweest als er geen sprake was geweest van economische eigendomsoverdracht van de onroerende zaak. Lees meer…
Omzetbelasting uit verkoop bij parate executie door pandhouder in faillissement is geen boedelschuld
HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3149 (Roeffen q.q. / Ontvanger)
Prejudiciële vragen. De omzetbelastingschuld die ontstaat bij verkoop en levering als gevolg van parate executie door de pandhouder in faillissement levert geen boedelschuld op. Er is geen sprake van een rechtshandeling van de curator waaraan de verschuldigdheid van omzetbelasting is verbonden. Dit geldt ook als de executoriale verkoop door de pandhouder plaatsvindt terwijl de curator het bedrijf van de gefailleerde voortzet. Lees meer…
Vervangen raadsheer-commissaris die mede het eindarrest wijst en de tenzij-clausule van art. 6:181 BW
HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3016
1) De raadsheer-commissaris heeft aan partijen (uitsluitend) voorgesteld om met de kamer te bespreken in hoeverre aanleiding bestond een van de andere leden van de kamer als raadsheer-commissaris te laten optreden. Daarop volgde een wisseling van de raadsheer-commissaris. Partijen mochten het voorgaande niet zo begrijpen dat hij zich als raadsheer zou terugtrekken uit de kamer.
2) Voor het ontbreken van aansprakelijkheid van degene die in de opstal een bedrijf uitoefent, is nodig en toereikend dat tussen het bestaan of ontstaan van het gebrek en de bedrijfsuitoefening geen verband bestaat. Lees meer…
Niet de vordering zelf, maar het feitencomplex ten grondslag aan de vordering, is bepalend voor toepassing van de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW
HR 17 november 2017 ECLI:NL:HR:2017:2902, (MBS / verweerders)
De verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW is ook van toepassing op een vordering gebaseerd op bedrog waaraan feiten ten grondslag liggen die ook een vordering uit non-conformiteit zouden kunnen dragen. De verjaringstermijn is slechts dan niet van toepassing indien de vordering wegens bedrog is onderbouwd met feiten die zelfstandig, dus los van de feiten die de non-conformiteitsvordering kunnen dragen, bedrog opleveren. Lees meer…
Hoge Raad: het hervullen van een gehuurde gastank levert merkgebruik op
HR 5 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:10 (Eiseres/Primagaz)
Het hervullen van een gastank waarop een merk van een ander is aangebracht kan ‘gebruik’ van een merk opleveren en afbreuk doen aan de merkenrechtelijke herkomstaanduidings- en kwaliteitsfuncties. Van uitputting van het merkrecht is in het onderhavige geval geen sprake; de betreffende gastank is eigendom gebleven van de merkhouder en vertegenwoordigt geen zelfstandige economische waarde. Lees meer…