Werkgeversaansprakelijkheid bij vrijwilligerswerk en bevoegdheid hof in procedure ten principale om bij vernietiging deelgeschilbeschikking zaak aan zich te houden

Werkgeversaansprakelijkheid bij vrijwilligerswerk en bevoegdheid hof in procedure ten principale om bij vernietiging deelgeschilbeschikking zaak aan zich te houden

HR 15 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3142

(i) ook bij vernietiging van een deelgeschilbeschikking heeft het hof in de procedure ten principale de bevoegdheid de zaak aan zich te houden en op de hoofdzaak te beslissen (art. 356 Rv). In dat geval is het arrest van het hof in het hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking een einduitspraak, zodat daartegen cassatieberoep openstaat zonder dat verlof is vereist;
(ii) vrijwilligerswerk is niet uitgesloten van het beschermingsbereik van art. 7:658 lid 4 BW. Lees meer…

Koninkrijk niet één rechtsgebied bij erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken

Koninkrijk niet één rechtsgebied bij erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken

HR 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3104 (Sonera/Çukurova)

Artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk ziet niet op het verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke of arbitrale beslissing, dat door een rechter in een land van het Koninkrijk is verleend op de voet van een erkennings- en tenuitvoerleggingsverdrag. Dit geldt ongeacht of een zodanig verdrag tevens voor andere landen van het Koninkrijk in werking is getreden. Een zodanig verlof strekt zich slechts uit tot het desbetreffende land binnen het Koninkrijk, tenzij de wet van een ander land van het Koninkrijk anders bepaalt. Lees meer…

Vanaf 2018 verplichting tot ambtshalve onderzoek immuniteit van jurisdictie bij verstek vreemde staat

Vanaf 2018 verplichting tot ambtshalve onderzoek immuniteit van jurisdictie bij verstek vreemde staat

HR 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3054 (Irak c.s. / verweerster)

De Hoge Raad komt in dit arrest in zoverre terug van zijn eerdere rechtspraak, dat de Nederlandse rechter nu (wel) ambtshalve onderzoek dient te verrichten naar de immuniteit van jurisdictie van een niet in rechte verschijnende vreemde staat, dan wel internationale organisatie. Die verplichting geldt, met oog op de eisen van rechtszekerheid en hanteerbaarheid van het recht, slechts in zaken die na 1 januari 2018 bij de Nederlandse rechter aanhangig worden gemaakt. Lees meer…

Aanspraak op uitkering in geld wegens niet-genoten vakantiedagen is nog steeds een boedelschuld

Aanspraak op uitkering in geld wegens niet-genoten vakantiedagen is nog steeds een boedelschuld

HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2907 (UWV/Aukema q.q.)

Beantwoording prejudiciële vragen. (i) Het in 1999 gewezen arrest LISV/Wilderink q.q. vormt nog steeds geldend recht voor zover daarin is bepaald dat de uitkering in geld voor niet-genoten vakantiedagen (thans art. 7:641 BW) na ontslag door de curator moet worden aangemerkt als een boedelschuld ex art. 40 lid 2 Fw, ongeacht of deze betrekking heeft op vóór dan wel na de faillietverklaring opgebouwde vakantieaanspraken. (ii) De curator kan werknemers niet dwingen om niet-genoten vakantiedagen op te nemen tijdens de opzegtermijn teneinde het ontstaan van een boedelschuld te voorkomen. Lees meer…

Voormalig bestuurder kan (in beginsel) niet meer beschikken over de administratie van de rechtspersoon

Voormalig bestuurder kan (in beginsel) niet meer beschikken over de administratie van de rechtspersoon

HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3019

(1) Een voormalig bestuurder van een rechtspersoon kan in beginsel niet meer beschikken over de administratie van die rechtspersoon. Na een aandelenoverdracht of een bestuurswissel behoort de administratie bij de rechtspersoon te blijven. Voor zover de administratie bij een aandelenoverdracht en bestuurswisseling feitelijk ter hand gesteld moet worden aan een opvolgend bestuur geldt dat voor die terhandstelling geen nadere formele vereisten gelden. (2) Als een bestuurder eenmaal een melding van betalingsonmacht heeft gedaan op de voet van art. 23 lid 2 Wet Bpf 2000 is het niet nodig dat bij iedere betalingsverplichting opnieuw een melding wordt gedaan, zolang nog sprake is van een betalingsachterstand. Lees meer…

Koninkrijk niet één rechtsgebied bij erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke of arbitrale uitspraken

Een in het buitenland vernietigd arbitraal vonnis wordt slechts in bijzondere gevallen toch erkend

HR 24 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2992 (verzoeker/NLMK)

De erkenning of tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis kan op grond van art. V lid 1 van het Verdrag van New York slechts op bepaalde gronden worden geweigerd. Een van deze gronden voor weigering is dat het vonnis is vernietigd door een bevoegde autoriteit van het land waar of krachtens welk recht de uitspraak werd gewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter een arbitraal vonnis ondanks de vernietiging daarvan in bijzondere gevallen toch kan erkennen. Zo’n bijzonder geval deed zich in deze zaak niet voor. Lees meer…

Tijdens surseance van betaling vervallen rente komt in aanmerking voor verificatie in opvolgend faillissement

Tijdens surseance van betaling vervallen rente komt in aanmerking voor verificatie in opvolgend faillissement

HR 24 november 2017  ECLI:NL:HR:2017:2991

Beantwoording prejudiciële vraag. Indien de faillietverklaring wordt uitgesproken ingevolge een van de bepalingen van Titel II van de Faillissementswet of binnen een maand na het einde van de surseance, komt een vordering ter zake van rente die vanaf de datum van de surseance tot aan de datum van die faillietverklaring is vervallen over een vordering waarvoor de surseance werkt, in aanmerking voor verificatie in dat faillissement. Lees meer…

Uitleg schriftelijke verklaring werkgever over einde dienstverband en overgangsrecht bij opvolgend werkgeverschap

Uitleg schriftelijke verklaring werkgever over einde dienstverband en overgangsrecht bij opvolgend werkgeverschap

HR 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2905

(i) bij de vraag of een werknemer de mededeling van zijn werkgever redelijkerwijs mag opvatten als een beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (in plaats van een aanzegging als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW), zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Indien de mededeling van de werkgever niet eenduidig is, doordat aan zijn zijde sprake is van een misvatting over de vraag of het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde- of onbepaalde tijd betreft, mag dit niet zonder meer ten nadele van de werknemer werken. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl