Splitsingswet is niet in strijd met Europees recht
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1727 (Staat / Essent), ECLI:NL:HR:2015:1728 (Staat / Eneco) en ECLI:NL:HR:2015:1729 (Staat / Delta)
De uit de Splitsingswet voortvloeiende belemmeringen van het vrije verkeer van kapitaal (art. 63 VWEU) zijn geschikt en noodzakelijk om de daarmee nagestreefde doelen (m.n. onafhankelijk netbeheer) te verwezenlijken. Er is ook geen sprake van strijd met het recht op vrije vestiging (art. 49 VWEU). In de zaken van Eneco en Delta zal het verwijzingshof het beroep op art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM moeten beoordelen. In de zaak van Essent maakte die grondslag geen onderdeel uit van de rechtsstrijd in hoger beroep. Lees meer…
Hoge Raad benadrukt autonome positie gemeenteraad bij besluitvorming
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1737 (Gemeente Hof van Twente/Landgoed Hof van Twente)
Bij het aannemen van contractuele gebondenheid van een gemeente zonder toestemming van de gemeenteraad in gevallen waar de gemeenteraad een formele positie in het besluitvormingsproces inneemt, moet terughoudendheid worden betracht. Dat geldt ook in gevallen waarin die formele positie wordt ontleend aan een contractueel voorbehoud van instemming. De zelfstandige beslissingsvrijheid van de gemeenteraad brengt mee dat een wederpartij niet erop mag vertrouwen dat handelingen van het college van B&W de instemming van de gemeenteraad hebben indien dat vertrouwen niet mede wordt ontleend aan toedoen van de gemeenteraad zelf. Lees meer…
Stakingsrecht: Hoge Raad herijkt criteria voor beoordeling collectieve acties
HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687 (ABVAKABO FNV/Amsta)
Naleving van de ‘spelregels’ is niet langer een zelfstandige voorwaarde voor de rechtmatigheid van een collectieve actie. Wel zijn de spelregels nog steeds van belang als gezichtspunten bij de vraag of de uitoefening van het recht op collectief optreden (art. 6 onder 4 ESH) in een concreet geval dient te worden beperkt of verboden langs de weg van art. G ESH. Andere gezichtspunten zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade. Lees meer…
Huurder als belanghebbende bij rechterlijke machtiging verkoop huurpand curandus
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1748
Indien aannemelijk is dat rechterlijke machtiging tot verkoop van een huurpand, verleend aan de curator van de geestelijk gestoorde eigenaar, leidt tot een dreiging van inbreuk op huurrechten van de huurder, kan de huurder als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv worden aangemerkt. Lees meer…
Tegen niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij door strafrechter staat ook bij civiele rechter geen rechtsmiddel open
HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1688 (Turner Raw Materials Intermediate B.V. / Attero Noord)
De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het strafproces. De civiele kamer van het gerechtshof heeft de benadeelde partij terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de strafrechter in eerste aanleg. De benadeelde partij kan ingevolge art. 361 lid 3 Sv haar vordering tot schadevergoeding voorleggen aan de burgerlijke rechter in eerste aanleg. Lees meer…
Cassatie van een deelgeschilbeslissing in het kader van de bodemprocedure
HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1689 (Achmea/Verweerder)
(1) Van een uitspraak in het hoger beroep tegen een inhoudelijke deelgeschilbeslissing op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv staat cassatieberoep open. Betreft het een tussentijds hoger beroep in de zin van art. 1019cc lid 3 sub a Rv, dan is voor ontvankelijkheid van het cassatieberoep verlof van het gerechtshof vereist. (2) Het geding waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv wordt opgekomen tegen een deelgeschilbeslissing is een dagvaardingsprocedure. (3) De regeling van art. 1019aa Rv voor de begroting van de proceskosten is niet van toepassing in de dagvaardingsprocedure waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv wordt opgekomen tegen een deelgeschilbeslissing. Lees meer…
Regeling forfaitaire proceskostenveroordeling in beginsel limitatief en exclusief
HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600 (Eiser/Rabobank)
Behoudens bijzondere omstandigheden, bevatten de artikelen 237-240 Rv een zowel limitatieve als exclusieve regeling ten aanzien van de proceskosten waarin een bij vonnis in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld. Lees meer…
Voorwaarden voor uittreding uit een coöperatie
HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1601 (Melkveehouders / Drentse Overijsselse Coöperatie Kaas B.A.)
Aan de eis van art. 2:60 BW dat de uittredingsvoorwaarde is opgenomen in de statuten, is voldaan als uit de statuten voor de leden deze voorwaarde kenbaar is en de aard en omvang van de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor hen bepaalbaar zijn. Lees meer…
Haags Rechtsvorderingsverdrag verhindert zekerheidstelling voor proceskostenveroordeling
HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1585
De Hoge Raad wijst het incidentele verzoek tot overname van de procedure door de vereffenaar van de nalatenschap toe. Het incidentele verzoek tot zekerheidstelling van de proceskosten wordt afgewezen.. Nu eiser Belgische onderdaan is en (inmiddels) in België staat ingeschreven, staat art. 17 lid 1 Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 (Trb. 1954, 40) aan het stellen van zekerheid in de weg. Lees meer…
Mogelijke precedentwerking vormt geen voldoende belang voor voeging
HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602 (Tennet c.s./ABB c.s.)
De mogelijke precedentwerking van een uitspraak vormt niet reeds een voldoende belang voor voeging door een derde in de procedure. Dit geldt ook als sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen. Lees meer…