Eisen steunvordering en reikwijdte ‘Nebula’
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681
Voor kwalificatie als steunvordering is voldoende dat een vordering ter verificatie kan worden ingediend. Een toekomstige vordering kan niet als steunvordering dienen. Hetzelfde geldt voor de verplichting om huurgenot te verschaffen op grond van een lopende huurovereenkomst, zolang de huurder het huurgenot heeft. Reikwijdte Nebula-arrest (HR 3 november 2006, NJ 2007/155). Lees meer…
Verweermiddelenregel bij samenloop WAM-verzekeringen in geval van uitkering aan benadeelden (art. 6 WAM) i.p.v. aan verzekerde
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1678 (Goudse Schadeverzekeringen/Aegon Schadeverzekeringen)
In geval van verzekeringsrechtelijke samenloop kan de voor verhaal aangesproken verzekeraar (art. 7:961 lid 3 BW) aan de verhaalzoekende verzekeraar, in weerwil van een door deze verzekeraar gehanteerde harde “na-u”-clausule, tegenwerpen dat hij jegens zijn verzekerde niet tot dekking gehouden is vanwege een geslaagd beroep op verzwijging. Hij kan dit verweer ook tegenwerpen wanneer de verhaalzoekende verzekeraar niet aan de verzekerde, maar – uit hoofde van art. 6 WAM – rechtstreeks aan de benadeelden heeft uitgekeerd, jegens wie de aangesproken verzekeraar ingevolge art. 11 WAM geen beroep op de verzwijging kan doen. Lees meer…
Goed werkgeverschap en verhaal van niet-verzekerde schade op werknemer
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1629 (APG Algemene Pensioen Groep N.V./X)
De eis van goed werkgeverschap van art. 7:611 BW brengt mee dat een werkgever niet-verzekerde schade aan een leaseauto van meer dan geringe omvang niet op de werknemer kan verhalen indien deze schade wel gedekt zou zijn bij een gebruikelijke verzekering die alleen geen dekking biedt bij opzet of roekeloosheid. Deze regel lijdt uitzondering als de werkgever de werknemer zelf heeft laten kiezen tussen, aan de ene kant, een volledige verzekering en, aan de andere kant, een beperkte verzekering met de mogelijkheid van verhaal door de werkgever op de werknemer van niet door die verzekering gedekte schade, en de werknemer ondubbelzinnig heeft gekozen voor de beperkte verzekering. Lees meer…
In onteigeningsgeding tegen overleden eigenaar moet derde voor aanvang procedure worden benoemd
HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1537 (X/Gemeente Hoogeveen)
Als in een onteigeningsprocedure de in het Koninklijk Besluit vermelde eigenaar is overleden, dient ingevolge art. 20 Onteigeningswet (Ow) voorafgaand aan het uitbrengen van een dagvaarding een derde te zijn benoemd tegen wie de procedure kan worden gevoerd. Hangende de procedure kan geen derde meer worden benoemd. Niet naleving van dit procedurele voorschrift leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de onteigenaar. Lees meer…
Einde schuldeisersverzuim door zuivering pas zodra schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1643 (Sepeba/Rito)
Indien de schuldenaar, nadat de in verzuim verkerende schuldeiser zich alsnog tot medewerking aan de nakoming bereid heeft verklaard, zijn prestatie niet aanstonds kan verrichten maar daarvoor redelijkerwijs nog enige voorbereidingstijd nodig heeft, eindigen de gevolgen van het schuldeisersverzuim pas zodra de schuldenaar redelijkerwijs weer tot nakoming in staat is. Lees meer…
Verschoonbare overschrijding appeltermijn wegens verzuim rechtbank
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682
Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt op het uitgangspunt dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Deze schuldsaneringszaak betrof een geval waarin (i) verzoeker in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en (ii) niet bleek dat hem de precieze dag van de uitspraak was medegedeeld, had het Hof behoren te onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan verzoeker toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep aan hem is toegezonden of verstrekt. Lees meer…
Skûtsje-schipper als vervoerder aansprakelijk, ongeacht of reiziger partij is bij vervoerovereenkomst
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1628
Voor de toepasselijkheid van art. 8:974 BW is niet vereist dat de reiziger die schadevergoeding vordert zelf met de vervoerder heeft gecontracteerd. De verjaring van de vordering die is gegrond op art. 8:974 BW is geregeld in art. 8:1751 BW; art. 8:1780 BW is daarop niet van toepassing. Lees meer…
Onrechtmatige bewijsgaring door derde impliceert nog geen onrechtmatig verkregen bewijs door procespartij
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1632
De omstandigheid dat bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze is verkregen door een ander dan de procespartij die het wil gebruiken, brengt nog niet mee dat dit materiaal ook door die procespartij onrechtmatig is verkregen. Overigens geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. Lees meer…
Doorwerking contractueel beding in samenhangende rechtsverhouding: specifieke motivering vereist
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1627 (Eneco Holding / Stichting Ronde van Nederland)
Nu als uitgangspunt heeft te gelden dat een overeenkomst alleen partijen bindt, dient het oordeel dat een contractueel beding doorwerkt in een daarmee samenhangende rechtsverhouding specifiek te zijn gemotiveerd. Bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen partijen die niet in een contractuele verhouding tot elkaar staan, kan betekenis worden toegekend aan de feitelijk economische samenhang die bestaat tussen overeenkomsten waarbij zij wél partij zijn. Dit betekent echter niet dat de enkele omstandigheid dat een zodanige samenhang bestaat, steeds van belang is voor de beoordeling van de rechtsverhouding tussen de daarbij betrokken partijen. Lees meer…
Civielrechtelijke toetsing uitlevering bij gestelde foltering door toedoen van functionarissen verzoekende staat
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1680 (Staat/Verweerder)
Indien in een geding voor de burgerlijke rechter de opgeëiste persoon aanvoert dat hij door of mede door toedoen van functionarissen van de verzoekende staat is gefolterd in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt gevraagd, kan op de Staat, indien de desbetreffende stellingen van de opgeëiste persoon voldoende klemmend en aannemelijk zijn, de verplichting rusten nader onderzoek te doen naar de juistheid daarvan. Lees meer…