Nihilbeding, ‘kosten der huishouding’ en aflossing van hypothecaire lening
HR 29 juni 2012, LJN BW9769
Tot de ‘kosten der huishouding’ (art. 1:84 BW) moeten worden gerekend hetgeen in het huishouden wordt verteerd of verbruikt en ten behoeve van het draaiende houden van de huishouding wordt uitgegeven. In beginsel kunnen noch het aflossingsdeel van hypothecaire betalingsverplichtingen, noch de verschuldigde premie voor een levensverzekering die te zijner tijd strekt tot aflossing van de hypothecaire lening, als ‘kosten der huishouding’ worden gekwalificeerd. Deze kosten strekken namelijk primair tot vermogensopbouw. Dit wordt niet anders als de huwelijkse voorwaarden een koude uitsluiting en een nihilbeding terzake van de kosten in de huishouding bevatten. Lees meer…
Zorgplicht notaris bij verlijden akte
HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4013 (Transform Holding/X)
Een notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door in plaats van zich ervan te vergewissen dat de wil van de verkoper van een onroerende zaak was gericht op de rechtsgevolgen die met een wijziging van de leveringsakte en van de onderliggende koopovereenkomst werden beoogd, de verkoper voor te houden dat tegenbewijs tegen die wijziging openstond. Lees meer…
Gronden voor toewijsbaarheid smartengeld
HR 29 juni 2012, LJN BW1519
Voor toewijzing van smartengeld op de grond dat de benadeelde “op andere wijze in zijn persoon is aangetast” (art. 6:106 lid 1 onder b BW) is uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel moet hebben opgelopen. Het is niet in alle gevallen uitgesloten dat een uitzondering op dit uitgangspunt wordt aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In dit geval heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat daartoe onvoldoende is gesteld. Lees meer…
Tegenbewijs tegen taalkundige uitleg overeenkomst: geen gespecificeerd bewijsaanbod vereist
HR 29 juni 2012, LJN BW1981 (Melfund/Wagram)
Indien de door gedaagde tegen een bepaalde uitleg van de overeenkomst aangevoerde verweren vooralsnog niet inhoudelijk zijn beoordeeld is de uitleg waartoe de rechter voorshands, uitgaande van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, is gekomen vatbaar voor tegenbewijs door de gedaagde. Aan diens aanbod tot tegenbewijs mogen in dat geval in beginsel geen bijzondere eisen worden gesteld. Lees meer…
Maatstaf voor uitzondering op opzeggingsbevoegdheid bij huur voor onbepaalde tijd
HR 29 juni 2012, LJN BW1280 (X/Stichting Berregratte)
Op grond van art. 7:228 lid 2 BW eindigt een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd door opzegging tegen een voor de huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van tenminste één maand. Voor een uitzondering op deze regel kan plaats zijn indien de opzeggende partij misbruik maakt van bevoegdheid in de zin van art. 3:13 BW. Voldoende is echter dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. Lees meer…
Verjaring dwangsom geschorst door schorsing tenuitvoerlegging, maar niet gestuit door instellen rechtsmiddel
HR 29 juni 2012, LJN BW1259 (X/Auto-Campingsport Deurne) en
HR 29 juni 2012, LJN BW1260 (Kratos/Gulf Oil)
De schorsing van de executie van dwangsommen door de voorzieningenrechter is een wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom dat de verjaring van de dwangsomvordering schorst. Het instellen van een rechtsmiddel tegen de veroordeling waarbij de dwangsom is opgelegd, stuit de verjaring niet. Lees meer…
Tussenkomst of toch voeging?
HR 22 juni 2012, LJN BW9067 (N.V. Zeedijk/Heineken Nederland B.V.)
Niet de kwalificatie die de interveniërende partij zelf aan haar processuele hoedanigheid heeft gegeven, maar de beoordeling van haar processuele positie door de rechter aan de hand van haar opstelling in het geding is beslissend voor haar processuele hoedanigheid. Het hof heeft kennelijk en terecht de interveniërende partij Damu beschouwd als gevoegde partij aan de zijde van Heineken, nu deze partij het door Heineken gevoerde verweer steunde en ook zelf verweer tegen de vordering heeft gevoerd. Lees meer…
Onaanvaardbaar beroep werkgever op vervaltermijn BBA bij inroepen nietigheid ontslag op staande voet
HR 22 juni 2012, LJN BW5695 (ABN AMRO/X)
Na een ontslag op staande voet kan een werknemer gedurende een half jaar de nietigheid van dat ontslag inroepen (art. 9 lid 3 BBA). Een beroep van een werkgever op deze vervaltermijn kan – hoewel daaraan in beginsel strikt de hand moet worden gehouden – onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Bij de honorering van een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid moet de rechter grote terughoudendheid betrachten; nog meer dan bij de toepassing van art. 6:248 lid 2 BW in het algemeen al het geval is. Lees meer…
Mentorschap in combinatie met provisionele bewindvoering
HR 22 juni 2012, LJN BW3213
Een bewind als bedoeld in Titel 19 van Boek 1 kan worden gecombineerd met het instellen van mentorschap. Dit in aanmerking genomen moet worden aanvaard dat het instellen van een mentorschap evenzeer verenigbaar is met de aanstelling van een provisionele bewindvoerder in het kader van een verzoek tot ondercuratelestelling, aan wie geen andere bevoegdheden als bedoeld in art. 1:380 lid 2 BW zijn toegekend. De rechter kan slechts ambtshalve overgaan tot het instellen van een mentorschap, wanneer het verzoek tot ondercuratelestelling is afgewezen. Lees meer…
Octrooiinbreuk door aankondiging van generiek geneesmiddel
HR 22 juni 2012, LJN BW4006 (Pharmachemie/Glaxo)
Het begrip “aanbieden” in art. 53 lid 1 ROW 1995 moet ruim worden opgevat. Het staat een geneesmiddelenproducent niet vrij om, nog voor het verstrijken van de geldigheidsduur van een octrooi op een bepaald geneesmiddel, bekend te maken dat hij op afzienbare termijn op de markt komt met een generieke variant daarvan. Een vordering tot vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv kan ook zonder tijdige specificatie worden toegewezen, als de wederpartij heeft laten weten geen opmerkingen te hebben over het (te laat) gespecificeerde bedrag. Lees meer…