Onderhandse akte heeft geen bewijskracht als de ondertekening daarvan stellig wordt ontkend

Onderhandse akte heeft geen bewijskracht als de ondertekening daarvan stellig wordt ontkend

HR 12 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:572

Zolang niet bewezen is van wie de handtekening op een onderhandse akte afkomstig is en de ondertekening stellig wordt ontkend, komt aan de akte geen bewijskracht toe (zie art. 159 lid 2 Rv). De bewijslast van de echtheid van de ondertekening rust op degene die zich op het stuk beroept. Voor de toepassing van artikel 159 lid 2 Rv, worden naast een ‘stellige ontkenning’ geen verdere eisen gesteld. De ontkenner hoeft geen onderbouwing van zijn ontkenning te geven. Lees meer…

Het ter comparitie afzien van pleidooi laat onverlet het recht van partijen om in de comparitie stellingen toe te lichten ten overstaan van de meervoudige kamer die de beslissing zou nemen

Het ter comparitie afzien van pleidooi laat onverlet het recht van partijen om in de comparitie stellingen toe te lichten ten overstaan van de meervoudige kamer die de beslissing zou nemen

HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:569, ECLI:NL:HR:2019:571, ECLI:NL:HR:2019:567

Uit de omstandigheid dat met partijen ter comparitie uitdrukkelijk is besproken of zij pleidooi wensen en zij daarvan op dat moment hebben afgezien, kan niet worden afgeleid dat de werknemer afstand heeft gedaan van het aan hem toekomende recht om bij de comparitie zijn stellingen toe te lichten ten overstaan van de meervoudige kamer die de beslissing zou nemen. Lees meer…

Jaarverslag van de Hoge Raad over 2018

Jaarverslag van de Hoge Raad over 2018

Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2018 is gepubliceerd (2018.jaarverslaghogeraad.nl). De Hoge Raad memoreert in de inleiding dat het 180 jaar geleden is dat de Hoge Raad op 1 oktober 1838 werd ingesteld. Het Wetenschappelijk Bureau (WB) van de Hoge Raad vierde in 2018 het 40-jarig jubileum. Het bureau werd in 1978 opgericht ter ondersteuning van de leden van de raad en parket bij de voorbereiding van de arresten en de conclusies door middel van juridisch onderzoek. In 1978 bestond het WB uit zeven medewerkers, inmiddels zijn het zo’n 100 juristen. Lees meer…

Vaststelling omvang variabel loon ten behoeve van de transitievergoeding (bij ziekte)

Vaststelling omvang variabel loon ten behoeve van de transitievergoeding (bij ziekte)

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:632

Bij de berekening van de transitievergoeding wordt het variabele maandloon opgeteld bij het vaste maandloon. Het variabele maandloon wordt in beginsel berekend door het variabele loon dat is genoten in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt (de zogenaamde referteperiode), te delen door twaalf. Bij de berekening van het variabele maandloon wordt de periode waarin de werknemer wegens ziekte niet in staat was arbeid te verrichten, niet meegerekend. In dat geval wordt de periode van twaalf maanden ‘voorverlengd’, in die zin dat voor elke dertig dagen of langer die niet in aanmerking worden genomen, een kalendermaand direct daaraan voorafgaand wordt meegenomen waarin geen sprake was van ziekte. Het staat de rechter niet vrij om af te wijken van de referteperiode zoals die uit de wettelijke regelingen volgt, tenzij onverkorte toepassing daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Lees meer…

Onverenigbaarheid dictum en overweging, geen herstel mogelijk; dwangsom bij bevel zich te onthouden van verrekening c.a.

Onverenigbaarheid dictum en overweging, geen herstel mogelijk; dwangsom bij bevel zich te onthouden van verrekening c.a.

HR 19 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:579 en ECLI:NL:HR:2019:580   

1) Onverenigbaarheid dictum en overweging, geen herstel mogelijk
2) Dwangsom bij bevel zich te onthouden van verrekening c.a.

Bevel zich te onthouden van iedere vorm van opschorting of verrekening totdat in de bodemprocedure over het bestaan van een vordering is beslist, is geen veroordeling tot betaling van een geldsom. Aan het bevel kan daarom een dwangsom worden verbonden. Lees meer…

Caribische zaak: uitstel van betaling stuit de verjaring van een belastingaanslag niet

Caribische zaak: uitstel van betaling stuit de verjaring van een belastingaanslag niet

HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:350

 Artikel 13 Landsverordening Invordering Directe Belastingen, zoals die gold tot 1 juni 2014, bevat een limitatieve opsomming van handelingen die stuitende werking hebben. Nu het verlenen van uitstel van betaling in die bepaling niet als stuitingsgrond wordt genoemd, komt aan een dergelijke handeling ook geen stuitende werking toe. Lees meer…

Is de ontslagvergoedingsregeling in sociaal plan ongerechtvaardigde leeftijdsdiscriminatie?

Is de ontslagvergoedingsregeling in sociaal plan ongerechtvaardigde leeftijdsdiscriminatie?

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:647

In deze zaak geeft de Hoge Raad de kaders die gelden bij de beoordeling of een in een sociaal plan voorziene regeling in strijd is met het verbod van leeftijdsdiscriminatie. Bij deze beoordeling dient als uitgangspunt de Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van het algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PbEG 2000, L 303/16), die in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid is geïmplementeerd. Lees meer…

Prejudiciële vragen: arbeidsverhouding werknemer van een vof in verband met faillissement

Prejudiciële vragen: arbeidsverhouding werknemer van een vof in verband met faillissement

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649

In deze uitspraak beantwoordt de Hoge Raad de vragen van de rechtbank Overijssel over de arbeidsverhouding van een werknemer van een vof (in faillissement). Als een vof een arbeidsovereenkomst met een werknemer sluit, dan geldt dat als een arbeidsovereenkomst met de gezamenlijke vennoten. Een werknemer van een vof (of na subrogatie: het UWV) kan de uit de arbeidsovereenkomst voortspruitende vorderingen geldend maken tegen zowel de gezamenlijke vennoten als voor het geheel tegen elke afzonderlijke vennoot. De wettelijke voorrechten die met die vorderingen verbonden zijn, gelden ook bij uitoefening van verhaal op het privévermogen van de vennoten. Art. 40 lid 2 Fw brengt ten slotte mee dat aan een vordering als bedoeld in die bepaling (boedelschuld ter zake van loon of premieschulden), tevens het karakter van boedelschuld toekomt in het faillissement respectievelijk de schuldsaneringsregeling van een vennoot, maar slechts voor zover die vordering betrekking heeft op de periode na het ingaan van laatstbedoeld faillissement of schuldsaneringsregeling. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl