Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: verjaring


HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2719

Een rechtsbijstandsverlener dient zijn cliënt te wijzen op de toepasselijkheid van de korte verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW, en op de mogelijkheid van stuiting van die termijn. Het oordeel van het hof dat de rechtsbijstandsverlener in casu vrijuit moest gaan, omdat de cliënt reeds had besloten de zaak te laten rusten, is niet begrijpelijk dan wel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de cliënt de vordering evenmin tijdig zou hebben gestuit indien deze zou zijn gewezen op de verjaringstermijn, noch dat de rechtsbijstandsverlener ervan mocht uitgaan dat de cliënt van stuiting wilde afzien.  (meer…)

HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8462

Pensioenaanspraken op grond van deelnemerschap in het Bedrijfstakpensioenfonds (BPF) vloeien zelfstandig en rechtstreeks voort uit het Pensioenreglement. Als voldaan is aan de in dat reglement neergelegde voorwaarden, is het ontstaan van pensioenaanspraken niet (ook nog) afhankelijk van een daartoe strekkende handeling van (het bestuur van) BPF. Van verjaring op de voet van art. 3:307 BW kan daarom geen sprake zijn. (meer…)

HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6591

Vordering uit omzetting niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding in finaal verrekenbeding ex art. 1:141 BW ontstaat in beginsel op tijdstip van indiening verzoek tot echtscheiding en is vanaf dat moment opeisbaar in zin van art. 6:81 BW. Als huwelijkse voorwaarden een termijn bevatten voor nakoming van de periodieke verrekenplicht, treedt het verzuim terzake niet nakoming van de vordering ex art. 1:141 lid 1 BW op grond van art. 6:83 sub a BW aanstonds in. Tijdstip indiening verzoek tot echtscheiding is ook tijdstip waarop verjaringstermijn ex art. 3:313 BW gaat lopen. De Hoge Raad komt in zoverre terug van zijn uitspraak van 6 december 2002,  ECLI:NL:HR:2002:AE9241. (meer…)

HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5216  (Nefalit/X c.s.)

Als door het verzagen van asbestplaten asbeststof in de lucht is gekomen, is geen sprake van luchtverontreiniging in de zin van art. 3:310, tweede lid, BW. Deze bepaling vindt niettemin toepassing, omdat asbest (wel) een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen oplevert als bedoeld in art. 6:175 BW. Daarvoor is niet nodig dat de vordering op art. 6:175 BW is gegrond, omdat de verwijzing in art. 3:310 lid 2 BW naar deze bepaling slechts aanduidt om welke soort schadelijke stoffen het gaat. (meer…)

HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2312

Voor het bekend zijn van de schade – en dus het gaan lopen van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW – is niet vereist dat de precieze omvang van de schade vaststaat. Voldoende is dat de mogelijkheid van schade is komen vast te staan. (meer…)

Cassatieblog.nl