Dossier: Insolventierecht


HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1949

Bij de beoordeling of tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling een te zware sanctie is, mogen de specifieke persoonlijke omstandigheden van de gesaneerde worden meegenomen. Dit oordeel dient echter wel goed gemotiveerd te worden. Als de in appel in het ongelijk gestelde partij, is de bewindvoerder op de voet van art. 351 lid 5 Fw ontvankelijk in cassatie.

(meer…)

HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1948

In WSNP-zaken dient de rechtbank in haar hoedanigheid van hogerberoeprechter de beslissingen van de rechter-commissaris in volle omvang te toetsen. Het is de rechter-commissaris niet toegestaan om in de beroepsprocedure tegen zijn beschikking die beslissing van commentaar te voorzien of te verduidelijken, of zich uit te laten over tegen die beschikking in hoger beroep aangevoerde gronden. (meer…)

HR 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1917 (X/Y en mr. Brouns q.q.)

1. Wanneer de curator niet verschijnt om de procedure over te nemen ten aanzien van de vorderingen die vallen onder art. 28 Fw, heeft de eiser/geïntimeerde geen recht op ontslag van instantie.
2. Door te beslissen op vorderingen waarover het hof eerder had geconstateerd dat de procedure in zoverre op grond van art. 29 Fw was geschorst, zonder geïntimeerden in de gelegenheid te stellen alsnog voor antwoord te memoreren, heeft het hof het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. (meer…)

HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1527

Het enkele feit dat bij een verwerping van het cassatieberoep ook een andere dan de gefailleerde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld, brengt niet mee dat de curatoren geen belang hebben bij hun incidentele vordering tot ontslag van instantie ex art. 27 lid 2 Fw. Dat belang is immers in elk geval daarin gelegen dat voor hen geen verhaal mogelijk is van een eventuele proceskostenveroordeling ten laste van de gefailleerde. (meer…)

HR 4 oktober 2019 ECLI:NL:HR:2019:1492

De beoordeling van de persoonlijke aansprakelijkheid van de in art. 68 e.v. Fw bedoelde curator dient steeds te geschieden aan de hand van de Maclou-norm, ook indien hij voorafgaand aan de faillietverklaring als beoogd curator van de schuldenaar is opgetreden. Bij de toepassing van de Maclou-norm komt, in voorkomend geval, betekenis toe aan hetgeen de curator in de fase voorafgaand aan het faillissement als beoogd curator heeft gedaan en nagelaten en aan de kennis die hij in die hoedanigheid heeft verworven. (meer…)

Cassatieblog.nl