HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1380
Het hof is van een onjuiste rechtsopvatting van art. 166 lid 1 Rv uitgegaan door het bewijsaanbod van de man te passeren, op de grond dat de man niet heeft vermeld wat hij en zijn zuster anders of meer zouden kunnen verklaren dan hetgeen is vermeld in de door de man overgelegde brief van zijn zus over de tussen hen overeengekomen geldlening. (meer…)