Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 17 februari 2023 ECLI:NL:HR:2023:255

In art. 28 lid 1 Wet Bibob ligt geen verschoningsrecht besloten; de rechter die in een burgerlijk geding een getuige hoort kan onder omstandigheden beletten dat vragen worden beantwoord indien die antwoorden gegevens zouden betreffen zoals bedoeld in art. 28 lid 1 Wet Bibob. (meer…)

HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:29

In hoger beroep is niet opgekomen tegen de beslissing van de rechtbank dat aan appellant een schone lei wordt verleend. Het stond het hof daarom niet vrij  de – voor de appellant gunstige en in hoger beroep niet bestreden – beslissing van de rechtbank dat haar de schone lei wordt verleend, in haar nadeel te wijzigen. (meer…)

HR 2 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1804

De rechter die moet beslissen op een verzoek van de schuldenaar tot intrekking of wijziging van een bevel tot conservatoir beslag als bedoeld in de EAPO-Verordening, moet rekening houden met feiten en omstandigheden van na indiening van het verzoek om een bevel dan wel die na indiening zijn vastgesteld. Dit geldt ook als die omstandigheden van belang zijn voor het oordeel of is voldaan aan art. 7 lid 2 EAPO-Vo. (meer…)

HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873
HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1875

De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven bindende eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing. Deze maatstaf geldt ook als de eindbeslissing bestaat uit het verlenen van akte niet-dienen. In zo’n geval zijn dus geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, omstandigheden vereist. (meer…)

HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1740

(i) Uit art. 14 van het Vriendschapsverdrag tussen Colombia en Nederland volgt niet dat van een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland geen zekerheidsstelling kan worden verlangd voor de proceskosten en schadevergoeding waarin hij veroordeeld zou kunnen worden.
(ii) De rechter kan bepalen welke vorm van zekerheid in elk geval voldoet aan de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. Als de betreffende partij een andere vorm van zekerheid stelt of aanbiedt, moet de rechter onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen van art. 6:51 lid 2 BW. (meer…)

Cassatieblog.nl