Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2009

Een eiswijziging in hoger beroep hoeft volgens het Curaçaose procesrecht niet te worden getoetst aan de tweeconclusieregel. Of een eiswijziging in hoger beroep volgens het Curaçaose procesrecht is toegestaan, moet worden getoetst aan de eisen van een goede procesorde en de (overige) daarvoor geldende wettelijke bepalingen. (meer…)

HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:155

Een rechterlijke beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking. Dat geldt zowel voor beslissingen in de hoofdzaak als voor daarmee verband houdende beslissingen van andere aard. Een wrakingsverzoek kan daarom niet met succes worden gedaan op de grond dat een door die rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft. Een wrakingsverzoek kan wel afhankelijk worden gesteld van een afwijzende beslissing op een ander verzoek, als dat wrakingsverzoek zelf op een andere grond berust dan op de inhoud van de nog te nemen beslissing op dat andere verzoek. (meer…)

HR 24 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:119

Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat inzagevordering voor e-mails rond een bedrijfsovername in hoger beroep niet meer aan de orde was. Als na verwijzing de inzagevordering wordt toegewezen, mag de eisende partij alsnog haar stellingen aanvullen als de inzage daartoe aanleiding geeft. (meer…)

HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940

Dit arrest vormt een vervolg op HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1408 (besproken in CB 2019-122), waarin de vraag centraal stond of het tussenarrest van het hof is gewezen voor of na het defungeren van een van de raadsheren. Inmiddels is gebleken dat het tussenarrest ná het defungeren is gewezen. Na het defungeren kon de betreffende raadsheer echter niet meer als raadsheer worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat het tussenarrest op grond van art. 5 lid 2 RO (in verbinding met art. 6 lid 2 RO en art. 16 lid 1 Rv) nietig is. Nu het eindarrest van het hof daarop voortbouwt, kan ook dat arrest niet in stand blijven.   (meer…)

HR 17 januari 2020 ECLI:NL:HR:2020:61 

Een advocaat hoeft bij zijn dienstverlening met betrekking tot een voorgenomen financiële transactie geen rekening te houden met mogelijke belangen van derden, tenzij hij uit de hem door de cliënt verschafte gegevens of de overige omstandigheden van het geval redelijkerwijs behoort af te leiden dat zodanige, gerechtvaardigde, belangen door de van hem gevraagde dienstverlening op onaanvaardbare wijze kunnen worden geschaad. Over de reikwijdte van de bevoegdheid van de appelrechter om de zaak na vernietiging van een tussenvonnis zelf af te doen, overweegt de Hoge Raad als volgt. Het maken van deze afweging is aan de appelrechter, en wordt niet begrensd door de keuzevrijheid van de geïntimeerde om ofwel ook zelf dadelijk hoger beroep in te stellen ofwel daarmee te wachten totdat een later tussen- of eindvonnis is gewezen. Partijen moeten bij de afweging om zelf al dan niet dadelijk incidenteel hoger beroep in te stellen en bij het weergeven van hun stellingen rekening houden met de mogelijkheid dat de appelrechter van deze bevoegdheid gebruik zal maken. Deze blog bespreekt beide aspecten en bevat een korte samenvatting. (meer…)

HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1949

Bij de beoordeling of tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling een te zware sanctie is, mogen de specifieke persoonlijke omstandigheden van de gesaneerde worden meegenomen. Dit oordeel dient echter wel goed gemotiveerd te worden. Als de in appel in het ongelijk gestelde partij, is de bewindvoerder op de voet van art. 351 lid 5 Fw ontvankelijk in cassatie.

(meer…)

Cassatieblog.nl