Zolang de steunvorderingen nog niet zijn betaald, is voldaan aan het pluraliteitsvereiste
HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:774
1. Het uitgangspunt dat de rechter slechts mag beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven, lijdt uitzondering ingeval een partij afstand doet van de in het beginsel van hoor en wederhoor gelegen bescherming. Die afstand kan onder meer besloten liggen in een afspraak tussen de rechter en de partijen dat zij zich na de mondelinge behandeling – waarna de behandeling van een zaak in beginsel is gesloten – nog nader schriftelijk mogen uitlaten.
2. Als, in het hoger beroep tegen een faillietverklaring, een derde heeft toegezegd de steunvorderingen te zullen voldoen als de vernietiging wordt uitgesproken, bestaan de steunvorderingen dus nog ten tijde van de beslissing van de appelrechter op de faillissementsaanvraag en is dan dus nog steeds voldaan aan het pluraliteitsvereiste.
3. Het voldoen aan het pluraliteitsvereiste is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde om te kunnen aannemen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Lees meer…
Arbeidsmigrant heeft niet als zodanig recht op kosteloze huisvesting op grond van de CAO Bouwnijverheid
HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678 (FNV/verweerster)
Bij de uitleg van een cao moet een uitleg volgens objectieve maatstaven worden gegeven. Daarbij kan onder meer acht worden geslagen op elders in de cao gebruikte formuleringen, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen, of een bij de cao behorende schriftelijke toelichting. Aan andere stukken dan de tekst en de officiële toelichting bij de cao kan geen betekenis worden toegekend, ook niet als deze algemeen kenbaar zijn. De CAO Bouwnijverheid geeft recht op huisvesting of een kostenvergoeding daarvoor wanneer het werk zich onredelijk ver van de woning van de werknemer bevindt. Voor een arbeidsmigrant geldt als ‘woning’ zijn verblijfplaats in Nederland en niet zijn eventuele woning in het land van herkomst. Een arbeidsmigrant heeft dus pas recht op kosteloze huisvesting wanneer het werk zich onredelijk ver van zijn verblijfplaats in Nederland bevindt. Lees meer…
Doorbreking aansprakelijkheidslimiet personenvervoer over binnenwateren en art. 1 EP EVRM
HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:729
(i) Er is bij de aansprakelijkheidslimiet in art. 8:983 lid 1 BW niet sprake van bijzondere, niet in de afweging van de wetgever verdisconteerde, omstandigheden. Indien wordt aangenomen dat het recht op volledige schadevergoeding in beginsel door art. 1 EP EVRM wordt gewaarborgd (dat laat de Hoge Raad in het midden) en er dus een inbreuk is op het eigendomsrecht als de aansprakelijkheid wordt gelimiteerd, kan vanwege het algemeen belang dat de aansprakelijkheid – ook bij dood of letsel van de reiziger – kan worden beperkt, niet worden gezegd dat de wetgever niet tot de bepaling van art. 8:983 lid 1 BW had mogen komen.
(ii) De algemene maatregelen van bestuur waarbij de limiet niet is verhoogd – ondanks de verhogingen bij regelingen van andere vervoersmodaliteiten, waaronder het CLNI waarop de wetgever zich had kunnen oriënteren – kunnen op grond van art. 6:248 lid 2 geheel of ten dele buiten toepassing worden gelaten, mede gelet op de ernst van het letsel.
(iii) De verhoging van de limiet gaat de taak van de rechter te buiten, voor zover niet kan worden aangeknoopt bij objectieve maatstaven. Bij de inflatie kan dat wel en daarom mocht het hof de limiet doorbreken voor zover de wetgever niet rekening had gehouden met de geldontwaarding. Dat oordeel doorstaat de “fair-balance” toets. Lees meer…
Terugbetaling proceskosten na een in cassatie vernietigde beslissing
HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:728
Een verwijzingshof is gehouden de proceskosten van het hoger beroep opnieuw te begroten, zowel wat betreft de proceshandelingen die aan de vernietiging zijn voorafgegaan, als die welke na verwijzing zijn verricht. Lees meer…
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen uitspreken overdrachtsregeling
HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:538 (Conservatrix Groep / DNB c.s.)
(1) Uit art. 398, aanhef en onder 1e, Rv volgt dat cassatieberoep openstaat tegen de beschikking van de rechtbank waarbij het overdrachtsplan is goedgekeurd en de overdrachtsregeling is uitgesproken; (2) Cassatieberoep tegen een beschikking waarin de overdrachtsregeling is uitgesproken moet binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak worden ingesteld. Lees meer…
Kosteloze vereffening van de nalatenschap en opheffing van de vereffening kunnen niet in één beschikking worden bevolen
HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:681
Een rechter kan niet in één beschikking zowel een kosteloze vereffening van de nalatenschap als een opheffing van de vereffening bevelen. Voor het indienen van een verzoek als bedoeld in art. 4:209 lid 1 BW is geen griffierecht verschuldigd. Als toch griffierecht is geheven, moet de griffier er op toezien dat dit wordt terugbetaald. Lees meer…
Eis in de hoofdzaak kan ook aanhangig zijn voordat de beslagdebiteur ervan weet
HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:773 (Avonwick Holdings/VI Holding)
Voor het antwoord op de vraag wanneer ‘een eis in de hoofdzaak is ingesteld’ als bedoeld in art. 700 lid 3 Rv, is niet bepalend wanneer de wederpartij (de beslagdebiteur) van het instellen van de eis in de hoofdzaak op de hoogte is (gesteld). Beslissend is het moment waarop de procedure in de hoofdzaak aanhangig is. Aan het ingesteld zijn (aanhangig zijn) van de eis in de hoofdzaak staat niet in de weg dat de proceshandeling een ‘ex parte’-karakter heeft. Lees meer…
Uitleg van de opzetclausule in de AVP-verzekering
HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 (Reaal/Verweerders)
Voor toepassing van de ‘nieuwe opzetclausule’ in de AVP-verzekering is uitgangspunt dat sprake moet zijn van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt. Mede gelet op de functie van de AVP-verzekering in het maatschappelijk verkeer kan er echter grond zijn om bij een schadevoorval dat op zichzelf aan de vereisten van de opzetclausule voldoet, te oordelen dat deze clausule gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval toch niet van toepassing is. Lees meer…
Onmiddellijke werking verjaringsbepaling art. 7:942 (oud) BW is in dit geval onaanvaardbaar
HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:726
Nadat de Hoge Raad in 2015 reeds had bepaald dat art. 7:942 (oud) BW onmiddellijke werking toekomt, had het hof na verwijzing geoordeeld dat de onmiddellijke werking in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van art. 75 Ow NBW onaanvaardbaar is. De Hoge Raad heeft nu bepaald dat dit terecht is. Er bestaat redelijkerwijs twijfel of de wetgever zich bewust is geweest van de gevolgen van de onmiddellijke werking. De onmiddellijke werking brengt een zware financiële en administratieve last mee voor de verzekeraar en de eventuele in het gedrang zijnde rechtsbescherming van een verzekerde weegt niet op tegen die lasten. Lees meer…
Caribische zaak: kwalificatie overheidsgrond
HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:696
In deze Caribische zaak heeft de Hoge Raad bepaald dat niet reeds van overheidsgrond in de zin van art. 5:24 BWSM (en tevens het equivalent in het BW) sprake is als onbekend is wie de eigenaar van de grond is. Het gaat erom dat de grond geen (andere) eigenaar heeft. Lees meer…