Prejudiciële vraag aan de Hoge Raad: kan een 3:305a BW-rechtspersoon de verjaring stuiten?
Rb Amsterdam 18 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5910
De rechtbank Amsterdam heeft de Hoge Raad verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing antwoord te geven op de vraag of een rechtspersoon in de zin van art. 3:305a BW uit hoofde van zijn aan dit artikel ontleende bevoegdheid op de voet van art. 3:317 lid 1 BW de verjaring kan stuiten van rechtsvorderingen van personen wier gelijksoortige belangen hij ingevolge zijn statuten behartigt, strekkend tot nakoming van verbintenissen tot schadevergoeding te voldoen in geld. Lees meer…
Onjuiste eindafrekening effectenlease: Duisenbergregeling niet van toepassing
HR 20 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0258 (Eiseres/Varde)
De WCAM-overeenkomst voor effectenleasegeschillen (Duisenbergregeling) heeft geen betekenis voor het onderhavige geschil over de vraag of Dexia naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (in verband met een onjuiste eindafrekening) geen betaling meer kon vorderen van de openstaande restschuld. Lees meer…
Aansprakelijkheid voor strafvorderlijk optreden jegens derden; toepasselijke maatstaven
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7396 (Eisers/Staat)
Indien in een bepaald geval de gevolgen van strafvorderlijk optreden een ander dan de verdachte treffen, dient de vraag of zulks tot aansprakelijkheid van de overheid jegens de benadeelde leidt – op de grond dat deze gevolgen buiten het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico van de benadeelde vallen – te worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. De afwijzing van aansprakelijkheid mag daarom niet worden gebaseerd op de enkele omstandigheid dat de benadeelde de levenspartner respectievelijk het inwonende kind van de verdachte is en een intieme band met hem heeft. Lees meer…
Ambtshalve toepassing van de Richtlijn oneerlijke bedingen door de (appel)rechter
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691
De Hoge Raad geeft een overzicht van de rechtspraak van het HvJ EU over de ambtshalve toepassing van de Richtlijn oneerlijke bedingen en concludeert daaruit dat de appelrechter gehouden is ambtshalve na te gaan of een beding in algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van de richtlijn, ook als hij daarbij buiten het door de grieven ontsloten gebied moet treden. De appelrechter is echter niet tot dit ambtshalve onderzoek gehouden als tegen de toe- of afwijzing van de desbetreffende vordering in hoger beroep niet is opgekomen en hij derhalve als appelrechter niet bevoegd is om over die vordering een beslissing te geven. Lees meer…
Bewijsbeslag is ook mogelijk in niet IE-zaken
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958
Conservatoir bewijsbeslag is ook in niet-IE-zaken mogelijk. De beslaglegging kan slechts plaatsvinden als aan de vereisten van art. 843a Rv is voldaan. De verzoeker moet gegronde vrees voor verduistering stellen. De Hoge Raad geeft verder richtlijnen voor de praktische uitvoering van een conservatoir bewijsbeslag. Lees meer…
Verrekening in geval van faillissement: lasthebber van pandhouder kan zich niet beroepen op art. 6:136 BW
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7391 (Provinsje Fryslân/Verweerder)
In geval van faillissement geldt in de verhouding tussen de lasthebber van de pandhouder en de debiteur van de verpande vordering hetzelfde als tussen de pandhouder zelf en deze debiteur: de debiteur kan met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw zijn tegenvordering verrekenen. De (lasthebber van de) pandhouder komt geen beroep toe op de regel van art. 6:136 BW, dat de tegenvordering niet op eenvoudige wijze behoeft te kunnen worden vastgesteld. Lees meer…
Bevoegdheden buitenlandse faillissementscurator met betrekking tot Nederlandse vermogensbestanddelen
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5668 (Promneftstroy c.s./Verweerders)
De curator in een in het buitenland uitgesproken faillissement kan in beginsel ook met betrekking tot in Nederland aanwezig vermogen dat tot de failliete boedel behoort, beheers- en beschikkingshandelingen verrichten, mits de curator daartoe naar het recht van het andere land bevoegd is. De tot aan het moment van levering gelegde beslagen moeten worden gerespecteerd. Lees meer…
Wijziging pensioenreglement: toepasselijke maatstaf (oud recht)
HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0566 (ECN/OMEN)
De tot 1 januari 2007 geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet voorzag niet in een beoordelingsmaatstaf als die van art. 19 van de sindsdien geldende Pensioenwet, noch in enige andere maatstaf voor de beoordeling van een eenzijdige wijziging in pensioenreglementen. Voor zover een pensioenreglement de bevoegdheid tot wijziging gaf, betekent dit dat het gebruikmaken van die bevoegdheid (vóór 2007) in beginsel geoorloofd was en dus niet dat die geoorloofdheid afhankelijk was van een belangenafweging als die van art. 19 Pensioenwet. Hiervan uitgaande werd de uitoefening van deze bevoegdheid slechts beperkt voor zover de werkgever van die bevoegdheid misbruik maakte (art. 3:13 BW) of uitoefening van die bevoegdheid in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:248 lid 2 BW). Lees meer…
Staat aansprakelijk voor dood van drie moslimmannen na val van Srebrenica
HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9225 (Staat/Nuhanovic) en ECLI:NL:HR:2013:BZ9228 (Staat/Mustafic c.s.)
Het internationale recht sluit niet uit dat een gedraging van een troepenmacht zowel wordt toegerekend aan de internationale organisatie die leiding geeft aan het militaire optreden, als aan de staat die de troepen aan die organisatie ter beschikking heeft gesteld. Voor toerekening aan de staat is effective control over de troepenmacht vereist. Het komt dan aan op de vraag of de staat feitelijke zeggenschap had over het specifieke gedrag, waarbij alle feitelijke omstandigheden en de bijzondere context van het geval in ogenschouw moeten worden genomen. Lees meer…
Afwikkeling nalatenschap; executeur heeft voldoende belang bij voeging in procedure tussen erfgenamen
HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241
1. De executeur en afwikkelingsbewindvoerder van een nalatenschap heeft, in verband met zijn positie bij de afwikkeling van de nalatenschap, een voldoende belang bij voeging in een procedure waarin de vraag speelt welk recht op die afwikkeling van toepassing is.
2. Het woord “afwikkeling” in het kader van een nalatenschap heeft geen specifieke juridische betekenis. Die aanduiding dient ertoe de feitelijke afhandeling van een nalatenschap aan te duiden. Daaronder kon, in het onderhavige geval, zonder schending van enige rechtsregel ook de “verdeling” worden begrepen. Lees meer…