

Eerste Kamer aanvaardt Wetsvoorstel prejudiciële vragen
Op 7 februari 2012 heeft de Eerste Kamer het Wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad aanvaard. Het wetsvoorstel kon in de Eerste Kamer op brede steun rekenen, zoals ook wel blijkt uit het feit dat het zonder stemming werd aangenomen. Lees meer…

Aanbod tot tegenbewijs in hoger beroep ten onrechte gepasseerd
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7245 (X/SLS)
Een bewijsaanbod tot tegenbewijs hoeft in beginsel niet te worden gespecificeerd. Dat is anders wanneer in eerste aanleg in het kader van tegenbewijs al getuigen zijn gehoord en het bewijsaanbod in hoger beroep strekt tot aanvullend tegenbewijs. In dit geval heeft eiser tot cassatie in eerste aanleg nog geen getuigen later horen. Het hof heeft daarom ten onrechte de eis gesteld dat zijn bewijsaanbod tot tegenbewijs nader zou worden toegelicht. Lees meer…

Bancaire zorgplicht bij risicovolle beleggingstransacties
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012: BU4914 (Coöperatieve Rabobank Vaart en Vecht/X)
De bank die onvoldoende onderzoek doet naar de financiële situatie van de belegger en hem niet genoegzaam waarschuwt voor de risico’s van risicovolle beleggingstransacties, handelt in strijd met haar bancaire zorgplicht. De te vergoeden schade behelst niet noodzakelijkerwijs het verlies dat de belegger op zijn inzet heeft geleden, maar is het verschil tussen de situatie waarin de belegger zich thans bevindt, en die waarin hij zich zou hebben bevonden als de bank haar zorgplicht zou hebben nageleefd. Lees meer…

Toedoen achterman niet vereist voor toerekening schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4909 (Fujitsu/Exel)
Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de bevoegdheid van de pseudo-gevolmachtigde op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de onbevoegd vertegenwoordigde achterman komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Een “toedoen” van de achterman is daarvoor niet noodzakelijk. De omstandigheid dat de pseudo-gevolmachtigde en de achterman geen deel uitmaakten van een ondoorzichtige groep van organisaties, kan niet bijdragen aan het oordeel dat geen sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Lees meer…

Prejudiciële vraag over uitleg begrip ‘geldige reden’ in Merkenrichtlijn
Hoge Raad 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4915 (Leidseplein Beheer B.V./Red Bull GmbH)
Het begrip ‘geldige reden’ in de zin van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE moet thans worden uitgelegd in overeenstemming met het begrip ‘geldige reden’ in de zin van art. 5 lid 2 Merkenrichtlijn. Het criterium zoals geformuleerd in het arrest Claeryn/Klarein mist volgens de Hoge Raad toepassing. De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag over de invulling van het begrip ‘geldige reden’. Lees meer…

Beroepsfout rechtsbijstandsverlener wegens verstrijken van verjaringstermijn
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2719
Een rechtsbijstandsverlener dient zijn cliënt te wijzen op de toepasselijkheid van de korte verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW, en op de mogelijkheid van stuiting van die termijn. Het oordeel van het hof dat de rechtsbijstandsverlener in casu vrijuit moest gaan, omdat de cliënt reeds had besloten de zaak te laten rusten, is niet begrijpelijk dan wel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de cliënt de vordering evenmin tijdig zou hebben gestuit indien deze zou zijn gewezen op de verjaringstermijn, noch dat de rechtsbijstandsverlener ervan mocht uitgaan dat de cliënt van stuiting wilde afzien. Lees meer…

Pensioenaanspraken verjaren niet
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8462
Pensioenaanspraken op grond van deelnemerschap in het Bedrijfstakpensioenfonds (BPF) vloeien zelfstandig en rechtstreeks voort uit het Pensioenreglement. Als voldaan is aan de in dat reglement neergelegde voorwaarden, is het ontstaan van pensioenaanspraken niet (ook nog) afhankelijk van een daartoe strekkende handeling van (het bestuur van) BPF. Van verjaring op de voet van art. 3:307 BW kan daarom geen sprake zijn. Lees meer…

Verpanding met verzamelpandakte is geldig
HR 3 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (Dix q.q./ING Bank)
Vorderingen kunnen rechtsgeldig worden verpand met een verzamelpandakte, waarbij de bank optreedt als gevolmachtigde van de – slechts generiek omschreven – pandgevers. Dat de namen van de pandgevers in de verzamelpandakte niet zijn vermeld, maakt de vorderingen niet onvoldoende bepaald in de zin van art. 3:84 lid 2 BW. Wel moet de datering van de stampandakte en het volmachtbeding vaststaan. Lees meer…

Prejudiciële vragen over toepasselijk recht op arbeidsovereenkomst
HR 3 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BS8791
Welk recht is van toepassing op de arbeidsovereenkomst in het geval waarin arbeid uitsluitend en langdurig in Nederland werd verricht, maar waarin alle overige relevante aanknopingfactoren wijzen op verbondenheid met Duitsland? Is dat het Duitse recht op grond van de exceptieclausule aan het slot van art. 6 lid 2 EVO? Of toch – uit oogpunt van werknemersbescherming – het Nederlands recht, zijnde het land waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht? De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU over de uitleg van art. 6 lid 2 EVO. Lees meer…

Kind van de (ver)rekening?
HR 27 januari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BU3777
Het uitzonderingskarakter van art. 6:130 lid 1 BW brengt mee dat een beroep op verrekening jegens een cessionaris slechts kan worden aanvaard als de tegenvordering van de schuldenaar voldoende nauw samenhangt met de gecedeerde vordering. De enkele omstandigheid dat vordering en tegenvordering in hetzelfde document zijn geregeld, brengt niet noodzakelijk mee dat zij uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. Lees meer…