Kortere weg naar perceel is een redelijk belang bij uitoefening erfdienstbaarheid
HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2373
De eigenaar van het heersende erf kan een redelijk belang hebben bij de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg als hij daardoor een kortere afstand tot zijn perceel behoeft af te leggen dan hij anders zou moeten afleggen. Dat geldt ook als de omweg die hij zonder de erfdienstbaarheid zou moeten maken, kort is en in korte tijd kan worden afgelegd. Lees meer…
Om tegenbewijs te mogen leveren hoeft een partij niet eerst het voorshands geleverde bewijs te ontkrachten
HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2320
Aan een algemeen aanbod om tegenbewijs te leveren door middel van getuigen mag de rechter niet ongemotiveerd voorbij gaan. Wanneer de rechter voorshands, behoudens tegenbewijs, bepaalde feiten als vaststaand aanneemt, hoeft een partij dit voorshands geleverde bewijs niet eerst te ontkrachten om tot tegenbewijs te worden toegelaten. Lees meer…
Uitleg abstracte bankgarantie
HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2297
Bij de uitleg van een strikte bankgarantie komt groot gewicht toe aan de (strikt te lezen) bewoordingen van de garantie. Lees meer…
Wanneer is zaak bestanddeel van een zaak?
HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2256
Op de voet van het bepaalde in art. 3:4 lid 1 BW is hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van die zaak. Een aard- of nagelvaste verbinding is daarvoor niet vereist. Een aanwijzing dat een zaak volgens verkeersopvatting als onderdeel van een hoofdzaak heeft te gelden, kan gelegen zijn in de omstandigheid dat de twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, of in de omstandigheid dat de hoofdzaak, indien het bestanddeel zou ontbreken, als onvoltooid moet worden beschouwd in de zin dat de hoofdzaak dan niet geschikt is te beantwoorden aan haar bestemming. Het hof heeft de hierboven weergegeven maatstaf toegepast, zijn oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Lees meer…
Beroep op Overbruggingsregeling transitievergoeding mogelijk na verstrijken vervaltermijn
HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2305
De werkgever kan in een door de werknemer geëntameerde procedure waarin deze om toekenning van een transitievergoeding verzoekt, zich op de Overbruggingsregeling transitievergoeding beroepen, ook al is de vervaltermijn van drie maanden van art. 7:686a lid 4, aanhef en onder b BW verstreken. Dit geldt ongeacht of de werkgever zijn beroep op de overbruggingsregeling doet als een verweer tegen het verzoek van de werknemer of in de vorm van een zelfstandig verzoek op de voet van art. 282 lid 4 Rv. Lees meer…
Jeugdzorg: beantwoording prejudiciële vragen over bevoegdheden in geval van ondertoezichtstelling
HR 14 december 2018 ECLI:NL:HR:2018:2321
In deze uitspraak beantwoordt de Hoge Raad vragen van de rechtbank Den Haag over de uitleg en onderlinge verhouding van de art. 1:263, 1:264, 1:265f en 1:265g BW, die zijn opgenomen in Afdeling 4, Ondertoezichtstelling van minderjarigen. De bepalingen van deze afdeling zijn gewijzigd bij de per 1 januari 2015 in werking getreden Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen. In dat kader geeft de Hoge Raad – zakelijk weergegeven – de volgende antwoorden. Lees meer…
Schorsingsincident in cassatie bij faillissement procespartij
HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2220 (De Vijf Musketiers/curatoren)
Art. 27 Fw biedt de wederpartij van een failliet zonder meer het recht schorsing van de procedure te vorderen om de curator in het geding te roepen. Een afweging van belangen in verband met een eventuele zekerheidsstelling voor de proceskosten komt pas aan de orde indien de curator zou beslissen de procedure niet over te nemen en de andere partij om ontslag van instantie verzoekt. Lees meer…
Verzuimperikelen
HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2255
De Hoge Raad zet het kader uiteen voor (i) het aanbod tot zuivering van het schuldenaarsverzuim, (ii) de weigering van het aanbod door de schuldeiser en de mogelijke gevolgen daarvan met betrekking tot het schuldeisersverzuim en (iii) de mogelijkheid tot ontbinding van de schuldenaar resp. de schuldeiser tijdens het schuldeisersverzuim.
Merkenrecht ten onrechte buiten beschouwing gelaten in beoordeling domeinnaamgeschil
HR 30 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2221
1. Tot uitgangspunt dient dat degene die zich als domeinnaamhouder heeft laten registeren, alleen gedwongen kan worden de domeinnaam aan een ander over te dragen als hij daartoe rechtens verplicht is. Die plicht kan berusten op een overeenkomst of hieruit voortvloeien dat registratie of gebruik van de domeinnaam jegens die ander onrechtmatig is, zoals wanneer daardoor inbreuk wordt gemaakt op een merkrecht van die ander (vergelijk: HR 11 december 2015, CB 2015-189 (Artiestenverloningen/Prae Artiestenverloning)).
2. Gelet op de stellingname van eisers heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat eisers in de onderhavige zaak het merkenrecht bij de beoordeling van hun vorderingen buiten beschouwing gelaten wilden hebben. Lees meer…
Hoge Raad bevestigt: thuiskopie-AMvB’s verbindend
HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2254 (HP Nederland c.s. / Staat en Stichting De Thuiskopie)
De Hoge Raad bekrachtigt het oordeel van het hof Den Haag dat de thuiskopie-AMvB’s over de jaren 2013-2017 verbindend zijn. Onder meer de klachten over de toepasselijkheid van een ‘licentiemodel’ bij de bepaling van de billijke compensatie worden verworpen.