Alle berichten met de tag: arbeidsovereenkomst


HR 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:364

Het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:653 lid 1 BW is ook van toepassing op het relatiebeding. Daarom geldt voor relatiebedingen ook de regel van het arrest HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0384 ([P/O]), dat aan het schriftelijkheidsvereiste ook kan zijn voldaan indien het concurrentiebeding is opgenomen in arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in een ander document dan het document dat de werknemer heeft ondertekend. De eisen van dit arrest dienen strikt te worden uitgelegd. (meer…)

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:133

De artikelen 18-21 EEX-Verordening (hierna: “EEX-Vo”) staan eraan in de weg dat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheidsgronden van art. 5, aanhef en onder 1 en 3, EEX-Vo indien een vennootschap een persoon die de functies van directeur en van bestuurder van die vennootschap heeft bekleed, in rechte aanspreekt om de door die persoon in de uitoefening van die functies gemaakte fouten te doen vaststellen en schadevergoeding te verkrijgen. (meer…)

HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2757 (X/Stichting Leerorkest)

Bij de toepassing van art. 7:668a lid 2 (oud) BW (de ketenregeling) moeten ook arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd – zoals een uitzendovereenkomst met een payrollbedrijf – worden meegerekend. (meer…)

HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2356 (C4C/StiPP)

(1) Voor het aannemen van een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW is niet vereist dat de werkgever een allocatiefunctie vervult, in de zin van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van tijdelijke arbeid of vervanging van werknemers, het opvangen van piekuren of soortgelijke plotseling opkomende werkzaamheden. (2) Voor het aannemen van “toezicht en leiding” in de zin van art. 7:690 BW gelden dezelfde maatstaven als voor het aannemen van een gezagsverhouding in de zin van art. 7:610 BW. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2127

Het strookt met de ratio van art. 7:667 lid 4 BW om onder “rechtsgeldige opzegging” in die bepaling niet te verstaan een opzegging door de werknemer. Bij die opzegging vindt immers geen toetsing van het ontslag plaats. In de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:667 lid 4 BW zijn geen aanwijzingen te vinden dat de werkgever een andere bedoeling heeft gehad. (meer…)

Cassatieblog.nl