Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675 (X/SRC)

Art. 30 Fw is in cassatie niet reeds van toepassing nadat de stukken zijn gefourneerd voor arrest, maar pas nadat de termijn voor het indienen van een reactie op de conclusie van de Procureur-Generaal is verstreken. Faillietverklaring vóór dat moment leidt daarom tot schorsing van rechtswege van een procedure die de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft (art. 29 Fw) en brengt mee dat schorsing van een procedure met een ander doel kan worden verzocht teneinde de curator op te roepen (art. 2728 Fw).  (meer…)

HR (Belastingkamer) 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:699

De heffing van griffierechten in het bestuursrecht is in het algemeen van dien aard dat rechtzoekenden daarmee de effectieve toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Er kunnen zich evenwel gevallen voordoen (zoals in casu: financieel onvermogen van de betrokkene) waarin heffing van het wettelijke griffierecht het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maakt om de door de wet opengestelde bestuursrechtelijke rechtsgang te volgen. Ook buiten de werkingssfeer van art. 6 EVRM en art. 47 van het Handvest EU kan niet worden aanvaard dat in die gevallen een (hoger) beroep wegens het onbetaald laten van griffierechten niet-ontvankelijk wordt verklaard. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 (X/Gemeente De Bilt)

(1) Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange duur van een civiele procedure moet worden ingesteld in een afzonderlijke procedure tegen de Staat. Voor de hoogte van de vergoeding wordt in beginsel aangesloten bij de richtlijnen die daarvoor in het bestuursrecht ontwikkeld zijn (vgl. ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188). (2) Bij de opheffing van een erfdienstbaarheid en de toekenning van een schadeloosstelling aan de eigenaar van het heersend erf spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf geen rol. (meer…)

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525

Antwoord op prejudiciële vragen over procespositie beschermingsbewindvoerder. Uitgangspunt is dat bewindvoerder in een procedure waarin de rechthebbende zelf gedagvaard is, als formele procespartij kan verschijnen. Indien de wederpartij van de rechthebbende bekend is met het bewind of had behoren te zijn, dient de bewindvoerder en niet de rechthebbende in rechte te worden betrokken. Rechtsmiddelen dienen eveneens door of tegen de bewindvoerder te worden ingesteld. De rechten uit een huurovereenkomst waarbij de rechthebbende voor de onderbewindstelling partij is geworden zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. (meer…)

HR 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:440 (Eiseres/KBC)

(1) Indien een pandhouder het verpande goed verkoopt als beslaglegger zonder melding te maken van zijn pandrecht, geldt dat pandrecht als vervallen in de zin van art. 480 lid 1 Rv. Art. 3:248 lid 3 BW is op deze situatie niet van toepassing. (2) Voor het antwoord op de vraag of een te water gelaten casco van een schip voor de toepassing van art. 8:784 lid 1 BW moet worden aangemerkt als een in aanbouw zijnd binnenschip dan wel als een afgebouwd binnenschip, is niet van belang op welke wijze art. 8:1 BW het begrip schip omschrijft. (meer…)

Vordering tot cassatie in het belang der wet, 14 februari 2014 (ECLI:NL:PRH:2014:71)

A-G Hammerstein heeft via een vordering tot cassatie in het belang der wet de Hoge Raad de vraag voorgelegd of vakantiegeld valt onder het maandelijkse loonbeslag voor zover het maandinkomen vanwege het vakantiegeld de beslagvrije voet te boven gaat, ongeacht of het in eerdere maanden ontvangen inkomen per maand minder bedroeg dan de beslagvrije ruimte. (meer…)

Cassatieblog.nl