Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810

In een uitvoerig gemotiveerde beslissing naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Voorzieningenrechter te Amsterdam in een ontruimingskortgeding betreffende sociale woonruimte, heeft de Hoge Raad de heersende leer ten aanzien van de bevoegdheid tot ontbinding op de voet van art. 6:265 BW nader verduidelijkt. (meer…)

HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1811

In dit geval betrof de vordering uit hoofde van aansprakelijkheid een vordering jegens de partij die opschortte, en daarom was er sprake van samenhang in de zin van art. 6:52 BW, en niet zoals het hof had geoordeeld sprake van afgeleide schade. (meer…)

HR 28 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1777

Het hoger beroep strekt niet uitsluitend tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar, binnen de grenzen van de rechtsstrijd in appel, tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Als het gaat om een vordering die ziet op de toekomst, dient de appelrechter als tweede feitelijke rechter steeds te beslissen met inachtneming van de normen, feiten en omstandigheden ten tijde van zijn beslissing (meer…)

HR 21 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1724 

Gelet op de ingrijpende inbreuk op de lichamelijke integriteit die plaatsvindt bij een dwangbehandeling dienen de wettelijke grondslag daarvoor en de wettelijke voorschriften die de toepassing ervan met waarborgen omgeven, strikt te worden uitgelegd. In geval van ‘zorgcarrousel’ dient na iedere overplaatsing naar ander ziekenhuis opnieuw een beoordeling omtrent dwangbehandeling plaats te vinden. (meer…)

HR 14 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1673

De eis dat de werknemer bij een loonvordering een deskundigenverklaring moet overleggen (art. 7:629a BW) geldt niet in kort geding. Het is aan de kortgedingrechter overgelaten om te bepalen of een deskundigenverklaring in een concreet geval wenselijk is.   (meer…)

HR 31 augustus 2018 ECLI:NL:HR:2018:1414

Met de art. 821-826 Rv voor de scheidingsprocedure heeft de wetgever voorzien in een bijzondere, kennelijk uitputtende regeling van voorlopige voorzieningen in die procedure. Daarmee is niet goed te verenigen dat een dergelijke voorlopige voorziening ook op de voet van art. 223 Rv zou kunnen worden gevraagd. (meer…)

Cassatieblog.nl