Prejudiciële vragen: Omvang van het geding bij de kantonrechter na een beslissing van de huurcommissie

Prejudiciële vragen: Omvang van het geding bij de kantonrechter na een beslissing van de huurcommissie

HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:657

Wanneer een huurder of een verhuurder van een woonruimte tijdig een vordering als bedoeld in art. 7:262 BW instelt, zijn partijen in het geheel niet meer gebonden aan de uitspraak van de huurcommissie. Het is dan aan de kantonrechter om te beslissen over het geschil tussen partijen. Daarmee strookt dat de kantonrechter ook moet beslissen over andere bij de huurcommissie aan de orde gestelde geschilpunten dan door de eiser aan de kantonrechter worden voorgelegd. Het is dus niet nodig dat de gedaagde deze andere geschilpunten als verweer of door middel van een vordering in reconventie aan de orde stelt. Lees meer…

De causaliteitsmaatstaf bij een verzekeringsovereenkomst

De causaliteitsmaatstaf bij een verzekeringsovereenkomst

HR 4 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:815

Bij de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op wat partijen daarover zijn overeengekomen. Als de overeenkomst daarover niets regelt, is de rechter niet gehouden de aanwezigheid van het causale verband in beginsel te onderzoeken aan de hand van de leer van de dominant cause.  Lees meer…

Wvggz: geen nawerking – aansluitende zorgmachtiging moet (kunnen) aansluiten

Wvggz: geen nawerking – aansluitende zorgmachtiging moet (kunnen) aansluiten

Hoge Raad 4 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:818

De rechtbank heeft op het verzoek om een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van een jaar beslist nadat de geldigheidsduur van de eerdere zorgmachtiging was verstreken, terwijl de officier van justitie zijn verzoek om deze vervolgmachtiging niet had ingediend uiterlijk vier weken voordat de lopende machtiging verstreek. Aldus was geen sprake van aansluiting en kon de vervolgmachtiging niet worden verleend voor de duur van twaalf maanden.  Lees meer…

Over niet-toegestane betalingstransacties vanaf een bankrekening

Over niet-toegestane betalingstransacties vanaf een bankrekening

HR 21 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:749

De omstandigheid dat betaalopdrachten zijn verleend in de juiste vorm en procedure en dat de betaaldienstverlener de transacties heeft geauthenticeerd, staat niet eraan in de weg dat deze betalingstransacties worden aangemerkt als niet toegestaan. De betaaldienstgebruiker heeft de verplichting om de betaaldienstverlener “onverwijld” in kennis te stellen van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan. Met “onverwijld” wordt bedoeld dat die mededelingsverplichting aanvangt op het moment dat hij (subjectieve) bekendheid heeft met de niet-toegestane betalingstransactie. Hiervan kan niet ten nadele van de consument-betaaldienstgebruiker worden afgeweken. Lees meer…

Rechterswissel tussen pleidooi en uitspraak

Rechterswissel tussen pleidooi en uitspraak

Hoge Raad  7 mei 2021 ECLI:NL:HR:2021:700

Ingevolge vaste rechtspraak dienen, ingeval van een rechterswisseling in de periode tussen een mondelinge behandeling en de daaropvolgende uitspraak, partijen daarover voorafgaand aan de uitspraak te worden ingelicht, onder opgave van de reden(en) voor de vervanging en de beoogde uitspraakdatum, en dienen zij in de gelegenheid te worden gesteld een nadere mondelinge behandeling te verzoeken ten overstaan van de rechter(s) door wie de uitspraak zal worden gewezen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl