Het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW
Cassatieblog 7 juli 2023, ECLI:NL:HR:2023:1059
Uit het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW vloeit voort dat schade aan het gehuurde, ontstaan gedurende de looptijd van de huurovereenkomst, wordt vermoed te zijn veroorzaakt door een tekortkoming van de huurder. Voor ontzenuwing van het bewijsvermoeden kan voldoende zijn dat twijfel is ontstaan over de oorzaak van de schade. Lees meer…
Cassatievlog #072 | Geen ambtshalve dwangsom
HR 13 oktober 2023 ECLI:NL:HR:2023:1459
In de praktijk legden rechters soms ambtshalve een dwangsom op voor het geval een omgangsregeling niet zou worden nageleefd. Maar mogen rechters dat eigenlijk wel doen? Daarover gaat de uitspraak die Ruben de Graaff in dit vlog bespreekt.
Cassatievlog #072 is ook als podcast beschikbaar.
Wvggz; beslistermijn van drie dagen en toepassing Algemene termijnenwet
HR 22 september 2023 ECLI:NL:HR:2023:1279
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:8 lid 3 Wvggz blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat ook op de driedagentermijn van deze bepaling de Algemene termijnenwet (Atw) van toepassing is. Lees meer…
Wvggz; nog steeds: de hoorplicht van de rechter
HR 15 september 2023 ECLI:NL:HR:2023:1220
HR 6 oktober 2023 ECLI:NL:HR:2023:1383
Art. 6:1 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. Het gaat hier om meer dan hetgeen reeds voortvloeit uit het fundamentele beginsel van een behoorlijke rechtspleging dat iedere partij de gelegenheid moet krijgen om haar standpunt naar voren te brengen voordat de rechter een beslissing neemt. Ook dient immers zoveel mogelijk gewaarborgd te zijn dat aan iemand niet verplichte zorg kan worden opgelegd zonder dat hij, zo hij dit wenst, zelf door de rechter wordt gehoord. Het is tegen deze achtergrond dat de onderzoeksplicht van de rechter naar de bereidheid van de betrokkene om zich te doen horen en de motivering van zijn vaststelling dat die bereidheid niet aanwezig was, moeten worden beoordeeld. Lees meer…
Pre-pack en overgang van personeel (Heiploeg) na prejudiciële vragen aan HvJEU
HR 6 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1372
Vervolg van de procedure na beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de EU over art. 5 lid 1 van de Richtlijn overgang van onderneming. Uit deze bepaling volgt dat de door de richtlijn geboden bescherming aan werknemers bij een overgang niet geldt ingeval sprake is van een faillissementsprocedure die ziet op liquidatie van het vermogen en die onder toezicht van een overheidsinstantie staat. De Hoge Raad oordeelt dat in de onderhavige zaak niet is voldaan aan de door het Hof van Justitie gestelde eis voor toepassing van art. 5 lid 1 dat de gevolgde pre-packprocedure in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen wordt geregeld. Lees meer…
Cassatievlog #071 | Pre-pack en overgang van personeel (Heiploeg)
HR 6 oktober 2023 ECLI:NL:HR:2023:1372
Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad weer een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de ‘Heiploeg-zaak’. Daarin staat de vraag centraal of de werknemers van het failliet verklaarde Heiploeg, dat op basis van een pre-pack een doorstart heeft gemaakt, van rechtswege zijn overgegaan op de doorstarter. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord als de doorstart (de overgang van onderneming) onder de uitzonderingsbepaling van art. 5 lid 1 van Richtlijn 2001/23/EG valt. Het gaat in deze zaak om de uitleg van deze bepaling. Het HvJEU heeft, na prejudiciële vragen van de Hoge Raad, overwogen dat de in Heiploeg gevolgde pre-packprocedure slechts dan onder de uitzondering van art. 5 lid 1 van de richtlijn valt, indien zij wordt geregeld in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. Dat is naar het oordeel van de Hoge Raad niet het geval, nu de positie van de (in het kader van de pre-pack van Heiploeg benoemde) ‘beoogd curatoren’ en ‘beoogd rechter-commissaris’ niet in de wet zijn geregeld en zij dus geen wettelijke bevoegdheden hebben. Berend-Bram Heinen bespreekt deze zaak.
Cassatievlog #071 is ook als podcast beschikbaar.
Motivering ontbreken causaal verband na deskundigenverklaring
HR 22 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1275
Met name in het licht van de stelling van het hof dat het ontbreken van een medisch aantoonbare verklaring voor het letsel niet zonder meer in de weg hoeft te staan aan het aannemen van een csqn-verband, heeft het hof het oordeel dat met de conclusies van de deskundige het lot van de vorderingen van eiser is bezegeld onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…
Cassatievlog #070 | Aanhouding of onbevoegdverklaring vanwege litispendentie
HR 29 september 2023 ECLI:NL:HR:2023:1265 en ECLI:NL:HR:2023:1266
In de praktijk is het mogelijk dat een zaak die wordt aangebracht bij de Nederlandse rechter al eerder is aangebracht bij de rechter van een ander land. In zo’n geval rijst de vraag of de Nederlandse rechter, ook al is hij op zichzelf bevoegd, de behandeling toch zou moeten aanhouden of zich onbevoegd zou moeten verklaren, om zo tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. Daarover gaan de twee uitspraken van de Hoge Raad die Ruben de Graaff in dit vlog bespreekt.
Cassatievlog #070 is ook als podcast beschikbaar.
Immuniteit van executie van goederen die toebehoren aan een staat
HR 22 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1281
Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat het op de weg van eisers ligt om aannemelijk te maken dat de in beslag genomen aandelen een andere dan een publieke bestemming hebben en om daartoe voldoende gegevens aan te dragen. Het in kort geding gegeven oordeel dat eisers dat onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt, behoefde geen nadere motivering. Lees meer…
Goede trouw in de zin van art. 15 WAM
HR 8 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1164
Goede trouw in de zin van art. 15 WAM ontbreekt ook als de aansprakelijke persoon goede reden had om te twijfelen over de vraag of zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt.