Mededingingsbeperking niet alleen verboden op “eigen” markt
HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:149 (NVM / Veerman q.q.)
Het feit dat een besluit van een ondernemersvereniging mededingingbeperkende gevolgen heeft op een andere markt dan die waarop de leden van de vereniging zelf economisch actief zijn, staat niet in de weg aan de conclusie dat het besluit verboden is wegens strijd is met art. 6 Mw. Lees meer…
Voor wijziging van de pensioengrondslag is instemming van de ondernemingsraad vereist
HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:159 (Ondernemingsraad Stena Line B.V./Stena Line B.V.)
Een pensioenverzekeringsregeling is geen primaire arbeidsvoorwaarde. Voor wijziging van de pensioengrondslag is daarom op de voet van art. 27 lid 1, aanhef en onder a, WOR instemming van de ondernemingsraad vereist. Lees meer…
Faillissementsgijzeling wegens schending inlichtingenplicht en het nemo tenetur-beginsel
HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:161 (Verzoeker/Mr. Ruding q.q.)
Het uitoefenen van dwang door een faillissementsgijzeling die erop is gericht de gefailleerde ertoe te bewegen te voldoen aan zijn inlichtingenplicht in de zin van art. 105 Fw levert geen strijd met art. 6 EVRM op. Dergelijke inlichtingen dienen echter als wilsafhankelijk bewijsmateriaal te worden aangemerkt. Indien niet kan worden uitgesloten dat zij tevens in verband met een “criminal charge” tegen de gegijzelde zullen worden gebruikt, zullen de nationale autoriteiten dienen te waarborgen dat deze zijn recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen. Lees meer…
Vergaande rechterlijke verantwoordelijkheid bij bevordering omgangsregeling
HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91
Het recht op omgang tussen ouder en kind is een fundamenteel recht. Slechts als zich een van de in art. 1:377a lid 3 BW opgesomde omstandigheden voordoet, kan een omgangsregeling worden ontzegd. Het gegeven dat de met gezag belaste ouder bezwaren heeft tegen omgang kwalificeert niet als een omstandigheid die tot ontzegging van de omgang kan leiden. De rechter is op grond van art. 8 EVRM gehouden zich in te spannen om – in weerwil van een weigerachtige houding van de met gezag belaste ouder – een omgangsregeling tot stand te brengen en dient daartoe alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te treffen. Lees meer…
Termijn voor parate executie van art. 58 Fw; binding curator aan erkenning pandrecht
HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2051 en ECLI:NL:HR:2013:2076 (Glencore/Curatoren Zalco; NB/Curatoren Zalco)
(i) Wanneer de uitoefening van een pandrecht binnen een door de curator gestelde termijn (in redelijkheid) niet mogelijk blijkt, is de rechter-commissaris weliswaar bevoegd de termijn voor het uitoefenen van het pandrecht te verlengen, maar is hij daartoe niet verplicht. (ii) De binding van de curator aan een bij vaststellingsovereenkomst gedane erkenning van een pandrecht, kan niet ongedaan gemaakt worden langs de weg van een op art. 69 Fw gebaseerd bevel van de rechter-commissaris aan de curator, strekkende tot (her)beoordeling van het paulianeuze karakter van de verpanding. Lees meer…
Beroep op opschortingsrecht wegens ondeugdelijkheid werkzaamheden ook mogelijk als werk nog niet is opgeleverd of zich leent voor herstel
HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95
Aan het inroepen van het opschortingsrecht vanwege de ondeugdelijkheid van reeds uitgevoerde werkzaamheden staat niet in de weg dat het werk nog niet is opgeleverd. Ook het gegeven dat de gebreken zich nog lenen voor herstel staat daaraan niet in de weg. Het opschortingsrecht strekt er immers toe druk uit te oefenen op de wederpartij zodat hij zijn tegenprestatie levert en heeft mede het karakter van zekerheid voor de voldoening (door middel van verrekening) van de uit een mogelijk verzuim voortvloeiende schadevordering. Lees meer…
De appelrechter en het verbod van terugwijzing
HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:96 (X/Ontvanger van de Belastingdienst/Rijnmond) en ECLI:NL:HR:2014:97
Door het hoger beroep tegen een einduitspraak wordt in beginsel de gehele zaak, zoals zij voor de eerste rechter diende, naar de hogere rechter overgebracht ter beslissing door deze. Deze regel brengt mee dat de hogere rechter zich niet deels aan deze hem opgedragen taak mag onttrekken door een gedeelte van de beslissing van het aan zijn oordeel onderworpene over te laten aan de rechter die zijn oordeel over de zaak reeds heeft gegeven. Lees meer…
Duurzame gemeenschappelijke huishouding ex art. 7:268 lid 2 BW bij samenleven ouder en kind
HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:93
Of sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding ex art. 7:268 lid 2 BW moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van kind en ouder(s) na het zelfstandig worden van het kind worden aangemerkt als een blijvende samenwoning met een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in art. 7:268 lid 2 BW. Gebrek aan wederkerigheid in relatie tussen ouder en kind is in dit verband een relevante omstandigheid. Lees meer…
Erfrechtelijke “hereditatis petitio” niet bedoeld voor inning van een tot de boedel behorende vordering
HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:92
De hereditatis petitio van art. 4:183 BW strekt ertoe een ten tijde van zijn overlijden aan de erflater toebehorend goed in de boedel terug te brengen. Van het opvorderen van goederen onder een derde is geen sprake wanneer een erfgenaam een tot de boedel behorende vordering int. Lees meer…
Prejudiciële vragen aan Hoge Raad over uitleg art. 7:629 lid 3 BW
Rb. Midden-Nederland 18 december 2013 (Eiser/CSU Personeel B.V.), ECLI:NL:RBMNE:2013:7614
Prejudiciële vragen over de uitleg van art. 7:629 lid 3 onder c en d BW: wat moet worden verstaan onder “de tijd gedurende welke” de werknemer zonder goede grond passende arbeid niet heeft verricht of heeft geweigerd mee te werken aan redelijke voorschriften om te komen tot het verrichten van passende arbeid? Gaat het hier om de periode waarin de werknemer dit verwijt treft (zodat het volledige recht op loonbetaling vervalt), of gaat het alleen om de uren waarin ten onrechte geen passende arbeid is verricht (zodat de werknemer alleen voor die uren zijn recht op loon verliest, en nog wel recht op loon behoudt voor het deel van de uren waarvoor hij arbeidsongeschikt was)? Lees meer…