HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1900
Zonder nadere motivering valt niet in te zien dat de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende zijn om verzoeker bij het beleid van de stichting als belanghebbende in zin van art. 2:298 lid 1 BW, art. 2:299 BW en art. 2:21 lid 4 BW te kunnen aanmerken. Aan de omstandigheid dat verzoeker geen bestuurder van de stichting is, komt geen beslissende betekenis toe. Evenmin speelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid een rol dat de gevraagde voorzieningen zwaar ingrijpen in de governance van de stichting. (meer…)