Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: Rv art. 217


HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:306

Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige – feitelijke of juridische – gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602, NJ 2015/295 en HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2534, NJ 2015/369). Gelet op zijn wettelijke taak, met name ten aanzien van de uitleg van de aard, inhoud en omvang van het verzekerd pakket, heeft het Zorginstituut belang bij voeging. (meer…)

HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602 (Tennet c.s./ABB c.s.)

De mogelijke precedentwerking van een uitspraak vormt niet reeds een voldoende belang voor voeging door een derde in de procedure. Dit geldt ook als sprake is van sterk op elkaar gelijkende vorderingen of feitencomplexen tussen deels dezelfde partijen. (meer…)

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768 (Fiar Consumer Electronics c.s./Stichting De Thuiskopie c.s. en de Staat c.s.)

Een partij heeft voldoende belang bij een incidentele vordering tot voeging of tussenkomst (art. 217 Rv) als zij nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitspraak in het geding waarin zij zich wil voegen of wil tussenkomen. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot voeging of tussenkomst die aan dit belangvereiste voldoet en die tijdig is ingesteld, kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. Dit is onder meer mogelijk indien toewijzing van de incidentele vordering tot onredelijke vertraging van de hoofdzaak zou leiden (art. 20 Rv). (meer…)

HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241

1. De executeur en afwikkelingsbewindvoerder van een nalatenschap heeft, in verband met zijn positie bij de afwikkeling van de nalatenschap, een voldoende belang bij voeging in een procedure waarin de vraag speelt welk recht op die afwikkeling van toepassing is.
2. Het woord “afwikkeling” in het kader van een nalatenschap heeft geen specifieke juridische betekenis. Die aanduiding dient ertoe de feitelijke afhandeling van een nalatenschap aan te duiden. Daaronder kon, in het onderhavige geval, zonder schending van enige rechtsregel ook de “verdeling” worden begrepen. (meer…)

HR 22 juni 2012, LJN BW9067 (N.V. Zeedijk/Heineken Nederland B.V.)

Niet de kwalificatie die de interveniërende partij zelf aan haar processuele hoedanigheid heeft gegeven, maar de beoordeling van haar processuele positie door de rechter aan de hand van haar opstelling in het geding is beslissend voor haar processuele hoedanigheid. Het hof heeft kennelijk en terecht de interveniërende partij Damu beschouwd als gevoegde partij aan de zijde van Heineken, nu deze partij het door Heineken gevoerde verweer steunde en ook zelf verweer tegen de vordering heeft gevoerd.  (meer…)

Cassatieblog.nl