Aanvangstijdstip lange verjaringstermijn
HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:412
Bij opstalaansprakelijkheid is het aanvangsmoment van de lange verjaringstermijn zoals bedoeld in art. 3:310 lid 1 BW niet gekoppeld aan een schadeveroorzakende gedraging, maar aan de schadeveroorzakende toestand. Zodra de schadeveroorzakende toestand is opgehouden te bestaan, begint de termijn van twintig jaren te lopen. (meer…)
Verrekening na toekenning schone lei?
HR 15 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:377
Bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling door toekenning van een schone lei, is een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar (art. 358 lid 1 Fw). Omdat de schuldenaar van degene aan wie de schone lei is toegekend niet bevoegd is als schuldeiser de nakoming van een dergelijke vordering af te dwingen, is hij betrekking met die vordering niet bevoegd om zich op verrekening te beroepen. De ratio van de toekenning van de schone lei staat daarbij in de weg aan analoge toepassing van art. 6:131 lid 1 BW. Wel kan een beroep op niet-verrekenbaarheid wegens niet-afdwingbaarheid van de vordering, wegens de bijzondere omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. (meer…)
Griffier verplicht tot onverwijlde afgifte proces-verbaal mondelinge behandeling bij verzoek advocaat
HR 22 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:413
De Hoge Raad bevestigt in dit arrest dat het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal niet afhankelijk mag worden gesteld van het al dan niet instellen van een rechtsmiddel. Indien een advocaat daartoe verzoekt, dient de griffier daaraan “onverwijld” te voldoen. (meer…)
Enkele schending van fundamenteel recht onvoldoende voor aanspraak op smartengeld
HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376
Van aantasting in zijn persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b BW is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1 sub b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Degene die zich hierop beroept zal in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Vanaf welk moment is een bestuursorgaan aansprakelijk voor een onrechtmatig besluit?
HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:353 (eiseressen/gemeente Den Haag)
In deze zaak had een gemeente ten onrechte een bouwvergunning (fase I) geweigerd. De aanvraag was niet in strijd met het bestemmingsplan en de gemeente had buiten de daarvoor geldende beslistermijn beslist. Daardoor was de vergunning van rechtswege op dat moment verleend. De ABRvS stelde daarom vast dat het weigeringsbesluit onrechtmatig was. In deze procedure vorderde de aanvraagster vergoeding van de door dit onrechtmatige besluit geleden schade. Een door de bestuursrechter vernietigd besluit is onrechtmatig vanaf het moment dat het is genomen. Dat is niet anders in een geval als dit, waarin de vergunning door het verstrijken van de beslistermijn al van rechtswege is verleend. De rechter hoeft er in het kader van het causaal verband dus niet van uit te gaan dat de aanvrager zonder de onrechtmatige weigering al daarvoor, aan het einde van de beslistermijn, over een vergunning had beschikt. Aansprakelijkheid vanaf een tijdstip vóór het onrechtmatige besluit kan bestaan wanneer het bestuursorgaan onrechtmatig handelt door niet tijdig te beslissen of aanvrager niet in kennis te stellen van de vergunning. Die grondslagen waren in deze zaak echter niet aan de orde. (meer…)
Recente berichten
- Geen belang bij cassatie niet-dragend oordeel
- Bananenhandel en bewijsaanbod: wanneer is voldoende gesteld om tot getuigenbewijs te worden toegelaten?
- De gevolgen van het niet naleven van het Didam-arrest
- Cassatievlog #114 | De gevolgen van het handelen in strijd met Didam en de publicatieplicht
- Recht op vergoeding van in buitenland verleende geneeskundige zorg
- Uitleg van onduidelijke werkingssfeerbepaling
- Cassatievlog #113 | Voor inbezitneming van ‘publieke grond’ geldt geen afzonderlijke maatstaf
- WHOA-akkoord kan rechten schuldeisers wel beperken, maar bestaande verplichtingen van schuldeisers niet wijzigen
Dossiers
- Aanbestedingsrecht (12)
- Aansprakelijkheid en schadevergoeding (326)
- Arbeidsrecht (225)
- Bijzondere overeenkomsten (47)
- Caribisch recht (Aruba, Curaçao en Sint Maarten, BES) (66)
- Erfrecht (36)
- Europees recht (86)
- Financieel recht (51)
- Goederenrecht (90)
- Grondrechten en mensenrechten (63)
- Hoge Raad Algemeen (59)
- Huurrecht (75)
- Huwelijksvermogensrecht (68)
- Insolventierecht (198)
- Intellectuele-eigendomsrecht (114)
- Internationaal privaatrecht (80)
- Internationaal publiekrecht (25)
- Kooprecht (14)
- Mededingingsrecht (20)
- Ondernemingsrecht (102)
- Onteigeningsrecht (71)
- Overheidsrecht (176)
- Pensioenrecht (23)
- Personen- en familierecht (207)
- Prejudiciële uitspraken HvJEU (26)
- Prejudiciële vragen Hoge Raad (134)
- Privacy -AVG (4)
- Proces- en beslagrecht (837)
- Strafrecht (6)
- Verbintenissenrecht (289)
- Vermogensrecht algemeen (85)
- Vervoersrecht (26)
- Verzekeringsrecht (76)
- Wetgeving cassatierechtspraak (13)
- Wvggz – Wzd (Wet Bopz oud) (118)