Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834 (Eisers/Staat)

(1) ’s Hofs oordeel dat het NIFP-rapport, opgesteld naar aanleiding van het Alphense schietincident, niet als strafvorderlijk gegeven in de zin van art. 39f lid 1 Wjsg kan worden aangemerkt, is niet onjuist of onbegrijpelijk. (2) Ook een verbintenis uit de wet kan kwalificeren als rechtsbetrekking in de zin van art. 843a lid 1 Rv. (3) Art. 843a lid 1 Rv vereist niet dat degene tegen wie de exhitibievordering is gericht, partij is bij de rechtsbetrekking in kwestie. (meer…)

HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1751 (Eiser/Provincie Noord-Holland)

De rechtbank heeft het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) geschonden, door haar oordeel ten nadele van eiser te baseren op stellingen en producties waarover deze zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten. Uit het achterwege laten van een verzoek tot het houden van een pleidooi in plaats van of na weigering van een akte houdende uitlating producties, kan niet worden afgeleid dat de betrokken partij afziet van haar recht zich uit te laten over de in het geding gebrachte producties. (meer…)

HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1748

Indien aannemelijk is dat rechterlijke machtiging tot verkoop van een huurpand, verleend aan de curator van de geestelijk gestoorde eigenaar, leidt tot een dreiging van inbreuk op huurrechten van de huurder, kan de huurder als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv worden aangemerkt. (meer…)

HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1688 (Turner Raw Materials Intermediate B.V. / Attero Noord)

De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het strafproces. De civiele kamer van het gerechtshof heeft de benadeelde partij terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de strafrechter in eerste aanleg. De benadeelde partij kan ingevolge art. 361 lid 3 Sv haar vordering tot schadevergoeding voorleggen aan de burgerlijke rechter in eerste aanleg. (meer…)

HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1689 (Achmea/Verweerder)

(1) Van een uitspraak in het hoger beroep tegen een inhoudelijke deelgeschilbeslissing op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv staat cassatieberoep open. Betreft het een tussentijds hoger beroep in de zin van art. 1019cc lid 3 sub a Rv, dan is voor ontvankelijkheid van het cassatieberoep verlof van het gerechtshof vereist. (2) Het geding waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv wordt opgekomen tegen een deelgeschilbeslissing is een dagvaardingsprocedure. (3) De regeling van art. 1019aa Rv voor de begroting van de proceskosten is niet van toepassing in de dagvaardingsprocedure waarin op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv wordt opgekomen tegen een deelgeschilbeslissing. (meer…)

Cassatieblog.nl