De transparantieverplichting bij niet-grensoverschrijdende aanbestedingen, en het ex tunc toetsen van staatssteun

De transparantieverplichting bij niet-grensoverschrijdende aanbestedingen, en het ex tunc toetsen van staatssteun

HR 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY0543 (P1/Gemeente Maastricht c.s.)

(1) Ook als een concessieovereenkomst voor diensten niet in het openbaar behoeft te worden aanbesteed, moeten de fundamentele regels van het EG-Verdrag en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting in acht worden genomen. Daarvoor is echter wel een grensoverschrijdend belang vereist. (2) Of bij een overeenkomst een voordeel is verstrekt dat niet langs normale commerciële weg zou zijn verkregen (zodat sprake kan zijn van verboden staatssteun), wordt bepaald door de ten tijde van het aangaan van de overeenkomst kenbare marktsituatie en voorzienbare marktontwikkelingen. (3) Art. 108 VWEU verzet zich niet tegen het uitspreken van partiële nietigheid (in plaats van algehele nietigheid) van een rechtshandeling waarin verboden staatssteun besloten ligt. Lees meer…

Voldoende belang bij inhoudelijke beoordeling vordering ondanks dagvaarden verkeerde partij

Voldoende belang bij inhoudelijke beoordeling vordering ondanks dagvaarden verkeerde partij

HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762 (Unidek/HDI International Holding)

In deze procedure is abusievelijk de moedermaatschappij van een verzekeraar gedagvaard in plaats van de verzekeraar zelf. Gezien de uitlatingen van de moedermaatschappij dat zij een inhoudelijk oordeel over de vordering wenst en dat de dochtermaatschappij/ verzekeraar zich zal houden aan dat inhoudelijke oordeel, bestaat ondanks het dagvaarden van de verkeerde partij toch een voldoende belang bij inhoudelijke beoordeling van de vordering. De omstandigheid dat de moedermaatschappij tijdens de procedure door ontbinding en vereffening is opgehouden te bestaan, staat niet in de weg aan voortzetting van de procedure. Lees meer…

Proceskosten voor verweer tegen onteigeningstitel komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking

Proceskosten voor verweer tegen onteigeningstitel komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking

HR 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY0547 (X/Staat)

(1) Art. 50 lid 1 Onteigeningswet (Ow) ziet op zowel de kosten van het verweer tegen de onteigeningstitel als op de kosten inzake de procedure over de schadeloosstelling. De dubbele redelijkheidstoets kan echter meebrengen dat buitensporige kosten voor het voeren van een bij voorbaat kansloos verweer tegen de vordering tot vervroegde onteigening, niet of in verminderde mate voor vergoeding in aanmerking komen. (2) Bij de verrekening van de rente over de schadeloosstelling met de inkomensschade moet worden uitgegaan van de rente die de onteigende in het betrekkelijk korte tijdvak tussen de onteigening en de verwerving van vervangende grond bij een solide bankinstelling zou kunnen bedingen. Lees meer…

Belanghebbende in rekestprocedure kan in proceskosten van andere belanghebbende worden veroordeeld

Belanghebbende in rekestprocedure kan in proceskosten van andere belanghebbende worden veroordeeld

HR 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:013:BY0572 (X/Y en Raad voor de Kinderbescherming)

De rechter kan in een verzoekschriftprocedure ten gunste van elke partij een proceskostenveroordeling uitspreken ten laste van een andere partij, als laatstbedoelde partij ten opzichte van eerstgenoemde partij in het ongelijk is gesteld. Dat geldt niet alleen tussen de (oorspronkelijk) verzoeker en belanghebbenden, maar ook tussen belanghebbenden onderling. Lees meer…

Termijnoverschrijding door afwachting Bibob-advies niet zonder meer onrechtmatig

Termijnoverschrijding door afwachting Bibob-advies niet zonder meer onrechtmatig

HR 11 januari 2013, LJN BX7579 (Gemeente Amsterdam/X c.s.)

Bij de vraag of al dan niet zonder Bibob-advies kan worden beslist op een aanvraag voor een (prostitutie-)vergunning, komt de burgemeester beleidsvrijheid toe. Maatgevend is of de burgemeester, door het Bibob-advies af te wachten en daarom nog niet op de aanvraag te beslissen, in strijd met de jegens betrokkenen in acht te nemen zorgvuldigheid handelt. Lees meer…

Geen vermogensschade zonder achteruitgang en rechtens te respecteren belang bij herstel

Geen vermogensschade zonder achteruitgang en rechtens te respecteren belang bij herstel

HR 11 januari 2013, LJN BX9830

De rechter kan oordelen dat er geen vermogensschade is geleden, als een vergelijking van de oude met de nieuwe toestand aan het licht brengt dat de nieuwe toestand voor de partij die schadevergoeding verlangt geen achteruitgang inhoudt ten opzichte van de oude, en die partij er geen rechtens te respecteren belang bij heeft dat de oude toestand wordt hersteld. De schade dient in beginsel te worden begroot naar het moment waarop zij wordt geleden, maar gebeurtenissen van later datum kunnen meebrengen dat van de getroffene in redelijkheid kan worden verlangd dat hij zijn aanspraak beperkt. Lees meer…

Beperkingen aan overeenkomstige toepassing art. 6 EVRM

Beperkingen aan overeenkomstige toepassing art. 6 EVRM

HR 11 januari 2013  LJN BX8359 en BX8360

De bestuursrechtelijke rechtspraak in geval van overschrijding van de redelijke termijn in procedures waarop art. 6 EVRM niet van toepassing is, zoekt aansluiting bij de rechtspraak van het EHRM over de uitleg van art. 6 EVRM. Een overeenkomstige toepassing van art. 6 EVRM gaat niet zo ver dat deze ook het geval omvat waarin alleen wordt geklaagd over de duur van de bezwaarprocedure zonder dat daarop een behandeling door een rechter is gevolgd; zij omvat evenmin het geval waarin alleen wordt geklaagd over de duur van de aanvraagfase, ook niet indien daarop een behandeling door de rechter is gevolgd. Lees meer…

Rechterlijke termijn voor verbeurte van dwangsom vangt direct aan, niet eerst na betekening

Rechterlijke termijn voor verbeurte van dwangsom vangt direct aan, niet eerst na betekening

HR 21 december 2012, LJN BX9020 (X/Staat)

Heeft de rechter op grond van art. 611a lid 4 Rv bepaald dat een opgelegde dwangsom pas na verloop van een zekere termijn zal kunnen verbeuren, zonder dat daarbij een nadere respijttermijn is toegekend, dan moet deze rechterlijke termijn worden gekwalificeerd als een uitvoeringstermijn, na verloop waarvan de opgelegde dwangsom (direct) is gaan lopen, mits de uitspraak is betekend. Dit geldt ook voor bestuurlijke dwangsommen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl