Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: stelplicht en bewijslast


HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:499 (ING/Verweerders)

Bij het oordeel of een (indirect) bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van na een faillissementsaanvraag verstrekte betalingsopdrachten, kan de onbekendheid van de (indirect) bestuurder met de terugwerkende kracht van het faillissement van belang zijn.  (meer…)

HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1077 (ABN Amro/Botersloot C.V.)

Als een koper een aanvankelijk geconstateerd gebrek aan een door hem gekochte zaak voor lief neemt, en later ontdekt dat het gebrek van groter omvang of van andere aard is dan hij aanvankelijk dacht, kan aan een beroep op dat gebrek in de weg kan staan dat hij na zijn aanvankelijke ontdekking geen nader onderzoek heeft gedaan of laten doen, terwijl dat in de omstandigheden van het geval redelijkerwijs van hem kon worden verwacht. Het is aan de verkoper zich daarop te beroepen. De rechter mag, bij beantwoording van de vraag of de koper tijdig aan zijn klachtplicht heeft voldaan, aanknopen bij het gebrek waarop de koper zich beroept. Hij hoeft in het kader van de vraag wanneer de klachttermijn is aangevangen, niet (onafhankelijk van het partijdebat) te onderzoeken of de zaak de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2064 (Eisers / ING Bank N.V.)

Gelet op het verweer dat de rechtsvordering was verjaard op het tijdstip waarop de inleidende dagvaarding werd uitgebracht, rustte op de schuldeiser de stelplicht en bewijslast dat geen sprake is van een voltooide verjaring. De schuldeiser dient dan zo nodig aan te tonen dat ook stuiting heeft plaatsgevonden gedurende de looptijd van nieuwe verjaringstermijnen die ingevolge art. 3:319 lid 1 BW na één of meer stuitingshandelingen zijn aangevangen. (meer…)

HR 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7487

Het staat de feitenrechter vrij in het kader van art. 6:174 BW uitsluitend te beoordelen of het beroep van de bezitter van de opstal op de tenzij-clausule in lid 1 van dit artikel slaagt en, indien dit het geval is, op die grond de vordering af te wijzen. Daarbij dient de rechter dan veronderstellenderwijs ervan uit te gaan dat aan de drie cumulatieve voorwaarden voor aansprakelijkheid ingevolge deze bepaling is voldaan, en bovendien dat de bezitter van de opstal het in het artikel bedoelde gevaar kende op het tijdstip van het ontstaan ervan. (meer…)

HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9897

Ook in gevallen waarin het gaat om veiligheidsvoorzieningen die de werknemer zelf moet toepassen, kan de werkgever aan aansprakelijkheid op de voet van art. 7:658 BW ontkomen door aan te tonen dat hij de veiligheidsmaatregelen heeft genomen en de veiligheidsinstructies heeft gegeven die van hem gevergd konden worden. (meer…)

Cassatieblog.nl